Bij werken in het buitenland komen --behalve een dosis doorzettingsvermogen en verstandsverbijstering-- ook papieren kijken. In een land dat bekend staat om het ontspannen levensritme duurt de aanvraag ervan lang, vooral als je die rond Kerstmis (zomervakantie op het zuidelijk halfrond) wil aanvragen.
Dinsdag 6 februari (zo'n 6 maanden na het accepteren van Google's aanbod) was het dan toch zo ver: ik mocht in Rotterdam mijn paspoort ophalen, gepimpt met 2 stickers, 5 stempels en een handtekening. De consulair medewerker, die zag waar ik ging werken, gaf me een voorproefje op de Braziliaanse vriendjespolitiek door mijn expert-opinie te vragen inzake licentie perikelen bij de herinstallatie van Windows XP op zijn nieuwe harde schijf.
Mensen lijken op elkaar, dus iedereen vraagt me hetzelfde. Dat is praktisch, want na verloop van tijd ontwikkel je korte maar krachtige standaardantwoorden: wat voor werk ik ga doen (geheim, zelfs voor mij nu ook), wat ik met mijn huis doe (verkopen), hoe lang ik blijf (we zien wel). Met stip op één staat "wanneer ga je"? Een veelzijdige vraag, want iedere week kon ik antwoorden met nieuwe schattingen en de laatste inzichten in het woud van de Braziliaanse regels. Allengs veranderde de vraag dan ook via "Ben je nu nog niet weg?" in "ben je alweer terug?". Het antwoord: Quando deus quer, (wanneer god het wil, hierbij de armen in de lucht heffen) bleek het meest compact.
"Naar het buitenland, dat zal spannend zijn!", ook iets wat iedereen zegt. Dat is het inmiddels niet meer, na maanden onbestemd wachten zijn alle twijfels overdacht, rampscenarios afgespeeld, en weer ontkracht. Er blijft dus weinig spanning meer over. Ik laat het dus maar over me heen komen. Vanaf 1 maart om 18:40, want dan vlieg ik.
Solar Protons
2 days ago