Wednesday, December 23, 2009

Kerstmis

Fijne feestdagen vanuit Belo Horizonte!


Praça de Liberdade: kerst-palmbomen.

Edifício Niemeyer

Kerstman-pop: pluche kleren met 32 graden en zon




Wednesday, December 16, 2009

Vakantie / Férias

Als expat besteed ik veel van mijn vakantiedagen aan reizen naar Nederland. Het is een wonderlijk soort vakantie, want je gaat op reis naar de plek die je het best kent van de hele wereld. Het schema is ondertussen een routine: na een transatlantische marathon filmkijken onder het genot van wijn, volgt een verblijf in logeerkamertjes verspreid door Nederland.

Deze oktober was ik in Nederland voor het huwelijk van mijn broer, en hij had geluk met het weer: als de Nederlandse herfst in vol ornaat is, dan verkleuren de boombladeren geel, rood en bruin, terwijl de laagstaande zon het tafereel overgiet met een warm botergeel licht. Op minder gelukkige momenten laat het wolkendek slechts een flets daglicht door, en dan is de herfst de voorbode van de winter, het seizoen van korte en donkere dagen.

Hier in Brazilië is december ook grijs, maar vooral vanwege de tropische regens die volgen op een plakkerig warme dag. Ondanks de potsierlijke Kerst-decoraties -sneeuwpoppen (plastic), kerstkransen (nep) en sneeuw (watten)- mis ik de winter niet.

Ik ben niet goed in winters. Ik had knallende ruzie met mijn promotor in november '98, en wisselde van onderwerp en professor. Oncontroleerbare huilbuien op wintersport in december 1999. Ik verliet in stilte huilend een feestje van mijn orkest, in december 2001. Ik besloot te stoppen met mijn baan in januari 2005. Ik maakte het uit met mijn vriendinnetje in januari 2007. Het patroon was ondertussen wel duidelijk.

Het was een van de overtuigendste argumenten om naar een land dichter bij de evenaar te verhuizen.

Andere argumenten worden achteraf pas duidelijk. Met zo'n 30 jaren ben je bijna op de helft van je leven, en dan slaat de twijfel toe. Wat heb ik bereikt, en waar gaat het naar toe? Om je heen zie je vrienden die wel levenspartners, banen, auto's, huizen, baby's, verre reizen en carrières hebben. De hazensprong naar een ander land is een ontsnappingsroute, weg van vergelijkingsmateriaal, en vol met prangendere kwesties omtrent inburgering. Het houdt je zogezegd een paar jaar bezig.

Behalve mijn broer in Nederland, heb ik in oktober ook oude monumenten in Syrië bezocht. Het was een vakantie in mijn eentje in een land met weinig aanspraak, en dus met veel tijd om stil te staan bij de afgelopen jaren. Ik spreek Portugees, ik heb een goede baan bij een multinational, een huis (nouja, een gehuurd appartement), een carrière, en maak verre reizen, hoofdzakelijk naar Nederland, maar nu het nieuwe leven ingedaald is blijft de vraag waar het in godsnaam naar toe gaat. Als je je verloren voelt is emigreren geen oplossing maar uitstel.

In Brazilië is psychotherapie een mode voor de midden- en hogere sociaal-economische klasse; nooit eerder heb ik zoveel mensen (vooral vrouwen) gekend die therapeuten frequenteren. Voor enkele daglonen van een schoonmaakster luistert een meneer of mevrouw een uurtje naar je beslommeringen, deconstrueert ze, en geeft commentaar, hopelijk onafhankelijk. Bedrijfshalve ontkom ik ook niet aan iets dergelijks: behalve gratis lunch en bedrijfs-tshirts, biedt Google ook eens per jaar een evaluatieproces aan, waar je collega's hun loftrompet mogen steken of hun gal kunnen spuwen. Een soort therapie, maar verplicht en eerlijker, want ik betaal niet, en mijn mede-werkers kennen me buiten mijn eigen verhalen om.

Dit jaar kreeg ik het commentaar van een bevriende collega dat ik dingen wel erg serieus nam; dat ik zoveel moest van mezelf; dat mensen om me heen daar zenuwachtig van worden; dat ik, misschien, dat in mijn persoonlijke leven ook deed.

Tja.

Daar sloeg hij de spijker op zijn kop. Jammer dat de feedback net kwam de dag nadat ik een nogal serieus ingesteld epistel de oceaan had overgestraald naar een stukje van mijn persoonlijke leven. Niettemin, een man met een missie mag zo'n misser niet te serieus nemen. Ik ben namelijk op een missie, een nieuwe, op leven-en-dood: Dingen Niet Meer Serieus Nemen. Ik ben op vakantie, maar niet van mijn werk. Vanaf vandaag ben ik op vakantie van mezelf.


Férias
Eu, como expat gasto a maior parte das minhas férias viajando para minha pátria. São viagens estranhas, porque são para o lugar que mais conheço do mundo inteiro. O esquema já virou rotina: depois de uma maratona transatlântica de assistir filmes enquanto saboreio um vinhozinho, segue uma estadia em quartinhos de hospedes espalhados pela Holanda inteira.

O outobro passado, eu fui para o casamento do meu irmão. Ele teve sorte com o tempo. Quando o outono está em pleno vigor, as folhas das arvores se descolorem em amarelo, vermelho e marrom, enquanto o sol baixo molha a cena com uma luz morna cor de manteiga. Em momentos de menos sorte, só uma luz pálida consegue passar o cobertor de nuvens, e assim o outono é o prenúncio do inverno, a estação de dias curtos e escuros.

Aqui no Brasil, o mês de dezembro também é cinza, mas sobretudo por causa das chuvas tropicais que seguem os dias de calor melado. Apesar das decorações de natal risíveis -bonecas de neve (plástico), guirlandas de Natal (falsas) e neve (algodão)- não sinto falta do inverno holandês.

Não me dou bem com invernos. Eu briguei feio com meu orientador do doutorado depois trocando de assunto e orientador em novembro 1998. Chorava sem parar, nas férias de esqui em dezembro 1999. Eu sai chorando em silêncio de uma festinha da orquestra em dezembro 2001. Decidi pedir demissão em janeiro 2005.Terminei com a minha namorada em janeiro 2007. O padrão ficou óbvio.

Era um dos argumentos mais convincentes para me mudar a um país mais próximo do equador.

Outros argumentos só ficam claros depois. Com uns 30 anos de idade, a metade da vida está chegando, e aí a duvida bate. O que eu consegui e aonde eu vou? Em volta vê-se amigos que têm sim parceiras, carros, casas, nenés, viagens distantes e empregos e carreiras para pagar todo isto. O pulo no abismo para um outro país é uma saída de emergência, longe desse material de comparação e cheio de questões mais urgentes sobre se acostumar com a vida nova. Emigrar te deixa ocupado por um tempinho.

Fora visitar meu irmão, eu fui visitar monumentos antigos na Síria. Era um passeio sozinho em um país com poucos interlocutores, então tinha muito tempo para refletir sobre os anos passados. Eu falo português, tenho um emprego ótimo numa empresa legal, uma casa (bom, um apartamento e é alugado), uma carreira e faço viagens distantes (principalmente para a Holanda). Agora que eu cai na minha vida nova, a duvida fica onde, pelo amor de deus, eu estou indo. Para quem se sente perdido, emigrar não é uma soluçao, mas é adiamento.

No brasil, psicoterapia está na moda na classe média e alta. Nunca eu conheci tanta gente (principalmente mulheres) que frequentam terapeutas. Por dois ou três diários de faxineira, um senhor ou senhora ouve as suas preocupações por uma hora, as desconstrui e dá um conselho esperançosamente independente. Em função do meu emprego, eu ganho algo parecido também: fora o almoço diário e as camisetas de graça, a Google oferece um processo de avaliação uma vez por ano, no qual seus colegas te colocam num pedestal ou te derrubam de lá. Uma forma de terapia, mas obrigatória e mais honesta, pois eu não pago, e meus colegas me conhecem além do que eu conto. Esse ano, recebi o feedback de um colega que é amigo também, que eu levava as coisas muito a sério; que me exigia tanto dos meus projetos e de mim mesmo; que isso deixava as pessoas em volta de mim nervosas; que, talvez, eu fizesse isso na vida pessoal também.

Hum.

Ele acertou em cheio. Uma pena que o feedback veio um dia depois que eu transmiti uma missiva bastante sério através do mar para uma parte da minha vida pessoal. Entretanto um homem numa missão não pode levar um equívoco desse a sério demais. Pois estou numa nova missão na vida, uma missão de vida-ou-morte: Não Levar As Coisas A Sério Mais. Estou de férias, mas não do trabalho. Desde agora, eu estou de férias de mim.

(obrigado à Juliana por ser editora)

Wednesday, November 25, 2009

Souvenir

Ze wilde wat van mij houden
mijn onderlip, een hap
uit mijn schouder
de punt van mijn neus

Ik mocht ruilen;
haar rechterborst, of
de geur van de huid
naast haar oor

Uiteindelijk kozen
we stukken van ons hart
om de herinnering
in te bewaren.




Ela quis guardar algo de mim
o lábio inferior, um pedaço
mordido do ombro
a ponta do nariz

Me deixou trocar;
o seio direito, ou
o cheiro da pele
perto da orelha.

No fim, escolhemos
pedaços do nosso coração
para guardar
a saudade

Just singin' in the rain

Gearmd onder een
kleine paraplu;
de regen is al gestopt

Abraçados num
pequeno guarda-chuva;
chuva que parou.


Monday, September 28, 2009

Laziness / Preguiça

Ample make this bed.
Make this bed with awe;
In it wait till judgment break
Excellent and fair.

Be its mattress straight,
Be its pillow round;
Let no sunrise' yellow noise
Interrupt this ground.

(Emily Dickinson)


Faça ampla essa cama.
Com temor a faça;
Espere nela o juízo chegar
Excelente e claro.

Seja reto o colchão,
Seja redondo o travesseiro;
Que o ruído dourado do sol nascendo
Nunca perturbe este chão.

(obrigado a Juliana e Felipe)

Monday, September 14, 2009

Ficar

(português em baixo)

Een van de geneugten van wonen in Belo Horizonte is dat het op een steenworp (35 minuten vliegen) van Rio de Janeiro ligt, een wereldstad, en soms gaan mijn vrienden naar wereldsteden, zoals in een recent weekend.

In de bus naar het vliegveld van Belo kom ik G. tegen. Een jaar geleden was ik gedurende een maand met haar. We begroeten elkaar ("alles goed?"), en ik ga naast haar zitten ("alles goed bij Google?"). Met moeite diep ik de naam van haar dochtertje op uit mijn geheugen ("Hoe gaat het met (...) ?"). Zij ("Oh, prachtig als altijd") haalt ondertussen een iPod shuffle uit haar handtasje, stopt de foontjes in haar oren, en zet zonder verder commentaar haar muziek aan. Ik ben licht ontsteld, maar na 2 jaar buitenland doe ik routineus of mijn neus bloedt. Terwijl ze meeneuriet met haar muziek, constateer ik dat ze nog steeds niet zuiver zingt.

In dit geval ging ik naar Rio om een klasgenootje van vroeger op te zoeken, Marijke. Toen ik 14 was, was zij was mijn stiekeme verliefdheid. Toevalligerwijs zijn we elkaar daarna weer tegen het lijf gelopen: ik deed mijn doctoraat in haar stad. Inmiddels is ze na veel omzwervingen (6 jaar Verenigde Staten), neergestreken in Nederland. Samen konden we ervaringen uitwisselen over in andere culturen overleven. Doen alsof je neus bloedt blijkt een universele strategie.

Een van onze onderwerpen waren romantische mores in de Nieuwe Wereld. Zij -vriendje in Nederland- beleefde die van wat meer afstand dan ik. Niettemin zagen we patronen. In Nederland is het normaal met iemand af te spreken zonder amoureuze intenties. Zelfs wanneer de intenties er wel zijn, is het gebruikelijker iemand eerst te leren kennen voor de lichamelijke genegenheden ingeluid worden.

In Brazilie hebben we het begrip "ficar." "Ficar" heeft in het Nederlands geen exacte vertaling. Letterlijk betekent het "blijven" (in plaats of in tijd), maar in overdrachtelijke zin ook minnekozen ("blijven met"). Het is een amoureus samenzijn, zonder beloftes, bij voorkeur met iemand die je nog niet kent. In tijd kan het alles tussen een avond en 2 maanden bestrijken, en inhoudelijk behoort voorbij de minimum voorwaarde (tongzoen) alles tot de mogelijkheden: samen uitgaan, weekendjes weg, voorstellen aan familie en respectievelijke vrienden. Hoewel het in principe zonder beloftes van trouw komt, is het temporeel exclusief. Je mag in elk geval niet in het zicht met anderen flirten, en in conversaties dien je te fingeren dat betreffend lid van de voorkeurssexe de enige op de wereld is die voor jou bestaat. Binnen deze beleefdheidsnormen is het een geaccepteerde vorm van samenzijn, en "hebben jullie verkering of zijn jullie ficando" is dan een ook normale, zij het wat directe, vraag.

Een argument voor "ficar" als opmaat voor een langduriger relatie is dat je het best er zo snel mogelijk achter komt of iemand goed is in bed. Mocht dat niet zo zijn, heb je in elk geval geen twee weken verspild met sms-jes in romantisch Frans vertalen, afrodisische kaarslicht-etentjes bereiden en het ontzetten van de keuken de volgende ochtend.

Soms, heel soms, wordt je geslagen met verliefdheid, die heerlijke blindheid voor het feit dat de ander niet is wie je hoopt dat ze is. Meestal zie je het juist wel, en probeer je te beredeneren waarom je moet doorgaan, met de hoop dat een doldwaze verliefdheid eventueel later nog komt. Hoopvol observeren dat ze net zo intelligent, lomp of verknipt is als ikzelf. Het mag niet baten. Het is me inmiddels pijnlijk duidelijk dat je het einde van verliefdheid niet kan afdwingen. Waarom zou het begin dan te beredeneren zijn?

Soms zijn er duidelijke signalen dat iemand het niet is. Ontdekken dat iemand Paulo Coelho een inspirerende schrijver vindt, de commerciële zondags-TV verheffend, of stofzuiger-zoenen lekker. Soms zijn er subtielere signalen, bijvoorbeeld dat je na het afscheid van een aangenaam samenzijn de ander niet mist, of de stem achter in je hoofd die zich afvraagt: "waarom doe ik dit?", meestal een paar seconden nadat je klaarkomt.

Met een schromelijk gebrek aan ervaring en het Nederlandse beeld van hoe relaties zich ontwikkelen (iemand eerst leren kennen, daarna leuk vinden, daarna verkering) heb ik kennisgemaakt met "ficar". De belangrijkste les was dat twijfels over iemand als lange-termijn partner geen goed onderwerp is voor een discussie. Een gesprek over wat je niet voelt, gaat al gauw over waarom je iets niet voelt, en vandaar verder bergafwaarts

Voor even is gezelschap, in al haar imperfectie, te verkiezen boven alleen zijn: elk beetje liefde is gezond. Je kan met iemand zijn uit lust, nieuwsgierigheid, of om je eigen leven te vergeten. Een vluchtig contact is te rekken als je voorzichtig bent nergens voor te kiezen en je nergens over uitspreekt. Soms hou ik het langer dan een maand vol, maar het einde blijft onvermijdelijk. Van wat begint uit lust, nieuwsgierigheid of vlucht is bij het bekoelen van de hormonen bedroevend weinig over: leegte. Bij het beeindigingsgesprek -een discussie met alleen verliezers- kan je je gezamenlijk voornemen "laten we vrienden zijn". Een mooi maar naïef voornemen. Vrienden zijn is moeiteloos. Ik heb naaste vrienden met wie ik na jaren stilte in minuten opnieuw een band heb. Vrienden worden daarentegen kost inspanning, en lukt slechts als beide levens raakvlakken hebben en met voldoende tijd samen.

Misschien klink ik puberaal of onervaren. Dat kan kloppen. Wat mijn vrienden jaren geleden al scharrelend doormaakten voordat ze beminden, trouwden en baarden ben ik nu aan het inhalen. De vergeefse pogingen om eerder in dit struweel mee draaien hebben gelukkig diverse anekdotes opgeleverd, waarmee ik hopelijk enige vermakelijke blogposts kan vullen.

Wordt vervolgd.


Ficar

Um dos prazeres de morar em Belo Horizonte, é que fica pertinho do Rio de Janeiro, uma metrópole internacional, e às vezes meus amigos viajam para metrópoles assim, como num fim de semana recente.

No ônibus para o aeroporto de Belo encontro a G. Há um ano, ficávamos juntos por um mês. A gente se cumprimenta ("tudo bem?") e me sento ao lado dela ("tudo bem lá na Google?"). Com dificuldade consigo desenterrar no meu cérebro o nome da filhinha dela ("Como vai com (...) ?"). Enquanto isso ela ("Ah, ela continua linda como sempre") tira um iPod shuffle da bolsa, enfia os headphones no ouvido, e liga a música sem comentário. Eu, levemente assustado, finjo com rotina que nada aconteceu. Enquanto ela cantarola ouvindo a sua música eu constato que ela continua cantando sem afinação.

No caso, eu ia encontrar uma coleguinha de escola no Rio, a Marijke. Quando eu tinha 14 anos, ela era a minha paixonite secreta. Por coincidência, a gente se encontrou de novo depois: eu fiz dotourado na cidade dela. Depois de muitos andanças (6 anos nos EUA) ela pousou na Holanda de novo. Juntos, trocamos experiências de sobreviver em culturas diferentes. Fingir que nada está acontecendo se mostra uma estratégia universal.

Um dos assuntos eram os costumes românticos do Mundo Novo. Ela -namorado na Holanda- passou por isso a uma distância maior. Todavia, víamos padrões. Na Holanda, é comum sair com alguém sem intenções amorosas. Mesmo que existam, costuma se conhecer a pessoa antes de iniciar os carinhos corporais.

No Brasil, existe o conceito de "ficar". Não existe uma tradução boa pra "ficar." Literalmente significa permanecer, em tempo ou local, mas no sentido figurativo é um estar juntos amoroso, sem compromisso, de preferência com alguem que acabou de conhecer. No tempo, pode cobrir tudo entre uma noite e dois meses. No conteúdo, tudo é possível além da exigência mínima (beijar na boca): sair, passear fins de semanas, apresentar para família e amigos respectivos. Embora esteja sem compromisso de fidelidade, é exclusivo no domínio de tempo. Não é permitido paquerar visivelmente com outras, e em conversas tem de fingir que o par é o unico membro do sexo preferido que existe no mundo pra você. Dentro dessas normas de educação, ficar é uma forma socialmente aceita de estar juntos, e a pergunta "vocês estão namorando ou ficando?" é uma pergunta normal mesmo que seja um pouquinho direta.

Um argumento pra "ficar" como anacruse de um relacionamento mais duradouro é que é melhor descobrir o mais rápido possível se alguém é bom de cama. Assim você não perde duas semanas traduzindo mensagens SMS num francês sedutor, preparando jantares à luz-de-velas afrodisíacos, ou lutar contra a bargunça na cozinha no dia seguinte.

Às vezes, pouquíssimas vezes, a paixão te atinge, essa cegueira deliciosa para o fato de que a outra pessoa não é como você espera que seja. Geralmente, a gente vê, e tenta raciocinar por que tem que continuar, na esperança de que a paixão louca virá depois. Observar cheio de esperança que ela parece tão inteligente, grossa ou maluca quanto eu. Não adianta. Percebi, com dor, que não tem como convencer-se mesmo do fim de uma paixão. Porque seria possível então raciocinar sobre o início?

Às vezes tem sinais óbvios de que não vai funcionar. Descobrir que ela acha Paulo Coelho um escritor inspirador, o Domingão de Faustão culturalmente edificante, ou o beijo estilo aspirador-de-pó gostoso. Às vezes os sinais são mais sutis, por exempo, a falta de saudade depois de se despedir, ou a voz lá atrás na cabeça perguntando: "porque eu faço isso?", geralmente uns segundos depois de gozar.

Com uma grande falta de experiência e a imagem holandesa de como os relacionamentos se desenvolvem (primeiro conhecer alguém, depois gostar dela, depois namorar) eu entrei no mundo de "ficar". A aula mais importante do início era que dúvidas sobre alguém como parceira de longo prazo não é um assunto legal para uma discussão de relacionamento. A conversa sobre o que você não sente, logo vira a conversa sobre o porquê que você não sente algo, e daí só piora.

Por um tempinho, qualquer companhia, em plena imperfeição, é preferível a estar sozinho: qualquer amor já é um poquinho de saúde. Pode ficar com alguém por luxúria, curiosidade ou para escapar da própria vida. É possível esticar um contato breve: é só ficar esperto de não escolher e não julgar. Às vezes consigo segurar mais que um mês, mas o fim é inevitável. Do que começa em luxúria, curiosidade ou fuga sobra lamentavelmente pouco com o esfriar dos hormônios: um sentimento de vácuo. Na conversa de terminar -uma discussão que só tem perdedores- pode-se resolver em conjunto "vamos ser amigos". Uma intenção linda mas ingênua. Ser amigos -manter uma amizade- não precisa esforço. Tenho amigos proxíssimos com quem eu consigo criar um vínculo em minutos depois de anos de silêncio. Tornar-se amigos ao contrário isso precisa de esforço, e só é possível quando as duas vidas se tocam e têm tempo suficiente juntas.

Talvez eu pareça adolescente ou sem experiência. Pode ser. Eu estou compensando tudo o que meus amigos fizeram anos atrás antes deles namorarem, casarem e parirem. Felizmente, as tentativas em vão de entrar nessa confusão renderam vários casos, com os quais eu espero encher uns posts divertidos.

A ser continuado.

graças a Elen e Ursula por ser editoras

Thursday, August 13, 2009

Zen de Kunst van Chorinho spelen/Zen e a Arte de tocar Chorinho


Zen de Kunst van Chorinho spelen
(português em baixo)

Elke dinsdag verlaat ik tegen twaalven mijn apartement voor de dagelijkse pelgrimstocht van 300m naar mijn werk, wandelend in een aangenaam zonnetje. Mijn werkster wenst me steevast toe "Vai com Deus" (ga met god). De achterkant van vrachtwagens hier meldt niet de maximumsnelheid, maar proclameert: Jesus é fiel (Jezus is trouw). Op iedere straathoek zijn er evangelische kerken die schreeuwend, swingend of glitterend zieltjes proberen te winnen. Brazilië is een religieus land.

Vroeger mocht ik, in tegenstelling tot klasgenootjes, bijna alles zien op TV: soap-series, serieuze films, thrillers. Bij gewaagde scenes (bruut geweld, sex) censureerde mijn moeder door mijn ogen te bedekken. Voor deze liberale houding was een uitzondering: telkens als er een EO-programma op kwam, zette mijn vader resoluut de TV uit, ons categorisch verbiedend welk EO-programma dan ook te kijken. Niet zonder reden, want de blonde EO-presentatoren die met kleffe stem nietsvermoedende kinderen besprongen met Jezus en God hadden het meest weg van kinderlokkers.

Zo groeide ik op tot atheïst, zonder noemenswaardige levensbeschouwing, met het idee dat God een verboden zonde was.

Het was zomer 2000, en ik deed mee aan een cursus Jazz in Toscane. Met mijn hoorn was ik een interessante variatie op de geëikte horde van saxofoon-, trompet- en gitaarspelers. De cursus vond plaats een in een 16e-eeuwse Toscaanse boerderij, waar al eeuwen iedere avond de houtwormen een dunne sluier van zaagsel uit plafond lieten neerdwalen. Na twee dagen sloeg een gemene griep toe. De boerderij werd ook aan spiritueler ingestelde gasten verhuurd, en zodoende was de enige afleiding een forse stapel van de Tricycle, een Amerikaanse tijdschrift over boeddhistische onderwerpen. In de rust van het ziekbed tussen de Toscaanse heuvels raakten de artikelen onvermoede snaren, en weer terug in Nederland, schreef ik me in voor een cursus bij Zen onder de Dom, een groep Zen-beoefenaars in Utrecht.

Zen treedt, samen met Fong-Shui, in de glossy tijdschriften aan als filosofie om je eetkamer in te richten. In werkelijkheid is het een variant van boeddhisme, een levensbeschouwing die mensen tracht te bevrijden van het lijden dat inherent is aan het leven. Dat klinkt mooi en verheffend, maar de werkelijk is laag-bij-de-grondser. Letterlijk, want Zen is Japans voor het Chinese Ch'an, "concentratie". De praktijk van Zen-training is op de grond zitten en mediteren: iedere dag weer met gevouwen knieën op een kussentje je concentreren op je ademhaling. Tijdens die minuten valt je coherente perceptie van de wereld, geluiden, en gedachten uitelkaar tot losse gebeurtenissen in eindeloos voortstromen van de tijd.

Je wordt er heel kalm en vastbesloten van, maar het heet niet voor niets training. Het doet ook verdomde zeer. Van 40 minuten stilzitten krijg je slapende voeten, uitgerekte beenspieren en zere knieën. Tegen het einde van de 40 minuten is concentreren op ademhaling de enige manier om de pijn te harden. Mijn lichaam is niet gemaakt voor de stilzitten.

Boeddhisme is een levensbeschouwing die lijden traceert tot een simpele waarheid: lijden wordt veroorzaakt door begeerte, dus om er vanaf te komen moet je onthechten van je begeertes. Het is een levensfilosofie die geen beroep doet op grijze vaders die in de wolken wonen of naakte mannen die eindigen aan martelwerktuigen, maar oorzaak van de menselijke conditie logisch analyseert. Ik was op slag verliefd, en werd bevangen door een evangelische drang mijn kennissen en vrienden te laten delen in de blijde boodschap, dit ongetwijfeld tot hun frustratie.

Het einde van lijden is een verraderlijk idee. Het is niet een spirituele morfine die iedere scherpe rand van het bestaan afrondt. De scherpe randen horen bij het leven: tegen een kind dat tranen met tuiten huilt om haar gestorven lievelingskonijntje, zeg je niet "Ach, je hebt je teveel gehecht." Het konijntje moet terug, en wel direct. Stampvoetend dat intense verdriet doormaken, dat is Zen.

Een element van Zen is de Koan, een paradoxale puzzel, waar je onder begeleiding van de meester je hoofd over kan breken. Letterlijk, want Koans hebben geen rationele oplossing, en de bedoeling is juist te breken met de neiging levenskwesties rationeel te benaderen alsof je ze los van jezelf zou kunnen zien. Een beroemde Koan is: "Je kent het geluid van twee handen die klappen. Wat is het geluid van één hand die klapt?"

Alle belangrijke kwesties -leven, liefde, dood- zijn Koans: je hebt over niets zekerheid, en uiteindelijk kan je alleen je hart volgen, hoe moeilijk dat ook kan zijn.

Mijn persoonlijke Koan toentertijd was een meisje dat ik zo onbegrijpelijk leuk vond, dat het onmogelijk was te accepteren dat ze mij niet wilde. Het was een dagelijkse strijd in mijn hoofd tussen het herleven van gevoelens die nooit eerder iemand bij me had losgemaakt, en stoppen met voeden van die gevoelens omdat ze nergens toe zouden leiden. Dat het geluk zich bevindt op twee verschillende plekken, allebei ver weg van waar je staat.

Religie beantwoordt zulke vragen niet, maar slaat de onderliggende fundamentele twijfels weg. Uit het niets ervaar je je op een dag temidden van de strijd bevrijd: je bent al volledig geaccepteerd, inclusief alle tegenstrijdige, contraproductieve en domweg idiote ideeen die je ook mag hebben. Je bent 100% jezelf zelfs op de momenten dat je wanhopig iemand anders probeert te zijn.

Zo'n verlichtingservaring -voorzover het die naam waard is- is mooi, maar je schiet er weinig mee op. Gelukkig had het meisje in kwestie een praktischere instelling, en was ze onsterfelijk direct. Ze stelde me op een strikt rantsoen van 1 ontmoeting per 2 maanden om onze vriendschap in stand te houden, zonder ruimte te laten voor misverstanden. Ze woonde ver weg, en dit was voor de tijd van Hyves, Twitter en Facebook, dus het was makkelijk mijn verliefdheid in een half jaar gecontroleerd te laten uitbranden.

Ik bestuur mijn leven volgens de principes van bang-bang control. Bang-bang control is een besturingsstrategie voor systemen, waarbij alleen de uiterste standen van regelaar worden gebruikt. Autorijden met alleen òf plankgas, òf vol op de rem. Hollen of stilstaan. Mathematisch gezien is het de strategie waarmee je het allersnelste op je bestemming aankomt, ofschoon het niet de comfortabelste is. Plankgas in Zen is mediteren, mediteren en nog eens mediteren: in de trein, op vakantie in de Franse rotsen, tijdens intensieve retraîtes.

Hollen hou je niet vol. Volop mediterend slaagde ik tot mijn grote verbazing met glans voor de auditie van het Nederlands Studenten Orkest 2002, na jaren van vruchteloze pogingen. NSO betekent de hele maand januari weg: repeteren, op tournee door Nederland, en tot slot een afsluitingsconcert in Carnegie Hall, in het net door terroristen ontdane New York. Het was een breekpunt. Na 9 uur per dag repeteren (vooral op een stoel zitten en rusten uittellen), heb je weinig zin meer om daarna nog op een kussentje te gaan zitten en ademhalingen te tellen.

Vanwaar deze blogpost?

Ik ben via een enthousiaste groupie in aanraking gekomen met Choro, een instrumentale, oudere vorm van Samba. Een hoorn is een interessante variatie op de geëikte fluit/gitaar/tamboerijn bezettingen, dus mijn deelname aan een jamsessie leverde enthousiaste reacties op. Ik heb me daarom kordaat tot doel gesteld een volbloed Choro-speler te worden. Een onbereikbaar doel, maar het houdt je van de straat. Zen is hier de perfecte training, niet zozeer om existentiele dilemma's van onbereikbare doelen onder ogen te zien, maar vooral omdat meditatie de correcte ademhaling voor koperblaasinstrumenten oefent.


Zen e a Arte de tocar Chorinho

Toda terça-feira, eu saio do meu apartamento por volta do meio-dia, numa peregrinação de 300m até meu trabalho, andando sob um solzinho agradável. Minha faxineira sempre me diz "Vai com Deus". A traseira dos caminhões aqui não sinaliza a velocidade permitida, mas proclama: Jesus é Fiel. Em cada esquina tem igrejas evangélicas tentando ganhar almazinhas, com grito, brilho ou swing. O Brasil é um país religioso.

Quando era pequeno, eu, ao contrário de meus coleguinhas, podia ver tudo na TV: novela, filmes dramáticos, thrillers. As cenas impróprias (violência bruta, sexo), a minha mãe censurava cobrindo meus olhos. Essa educação liberal tinha uma exceção. Cada vez que começava um programa da EO (Emissora evangélica da Holanda, umas das públicas), o meu pai resolutamente desligava a TV, nos proibindo categoricamente de assistir qualquer programa que fosse da EO. Ele tinha razão, pois os apresentadores loiros da EO, que pulavam em cima de crianças desavisadas com voz pegajosa falando de Jesus e Deus, pareciam muito com pedófilos.

Assim eu cresci um ateu, sem nenhuma filosofia específica de vida, com o conceito de que Deus era um pecado proibido.

Era o verão de 2000, e participava de um curso de Jazz na Toscana (Itália). Eu, com a minha trompa, era uma presença interessante na turma padrão de saxofonistas, trompetistas e guitarristas. O curso aconteceu numa fazenda do século XVI, onde toda noite os bichinhos no teto faziam descer um véu de pó de madeira. Depois de dois dias, uma gripe danada me pegou. A fazenda também recebia grupos de hóspedes mais espiritualizadas, e assim, a única diversão na casa era uma pilha da "Tricycle - The Buddhist Review", uma revista Americana sobre assuntos Budistas. Na tranquilidade da cama de enfermo cercado pela paisagem toscana, os artigos tocavam cordas escondidas na minha alma. De volta à Holanda, me matriculei num curso de Zen com "Zen onder de Dom" (Zen sob a Torre) um grupo de Zenistas da cidade com a torre, Utrecht.

O Zen se encontra com Feng-Shui nas revistas populares, ambos descritos como estilos de design de interiores. Na verdade, Zen é uma versão de Budismo, uma religião ou filosofia de vida, que pretende libertar as pessoas do sofrimento que é inerente à vida. Parece edificante, mas a prática é mais pé-no-chão. Literalmente, pois Zen é a versão japonesa da palavra "Chan" (concentração), e o treinamento Zen é se sentar no chão e meditar. Cada dia de novo ficar em posição de lótus atento à respiração. Nesses minutos, a sua percepção coerente do mundo, dos sons, dos pensamentos, se desfaz em eventos soltos num fluxo infinito de tempo.

A prática Zen te deixa muito tranquilo e determinado, mas não se chama treinamento sem razão. Dói pra caramba; 40 minutos sentado quieto te deixa com pés dormentes, músculos esticados demais e joelhos doendo. No fim dos 40 minutos, ficar atento à respiração é o unico jeito de aguentar a dor. O meu corpo não foi feito para ficar quieto.

Budismo é uma filosofia da vida que reduz o sofrimento até uma verdade simples. A causa do sofrimento é o desejo, então para se livrar do sofrimento, é preciso se desprender desse desejo. É uma religião que não se baseia em pais grisalhos morando nas nuvens ou homens pelados que terminam pendurados em ferramentas de tortura, mas que analisa a condição humana com lógica. Eu me apaixonei na hora, e fui pego por uma pressa evangélica de compartilhar essa boa nova com todos meus amigos, sem dúvida enchendo o saco deles.

O fim do sofrimento é uma idéia traidora. Não é uma morfina espiritual que tira os fardos da vida. Os fardos são parte da vida. Para uma criança chorando rios por causa da morte do coelhinho querido, não se fala "você se amarrou demais nele". O coelhinho deve voltar da morte e nessa hora mesmo. Viver essa tristeza intensa, batendo com os pés no chão, isso é Zen.

Um elemento do Zen é o Koan, um enigma paradoxal, utilizado para o aluno quebrar a cabeça, guiado por seu mestre. Literalmente, porque os Koans não tem uma resolução racional; o objetivo é quebrar a tendência a pensar racionalmente sobre questões da vida como se fosse possível enxergá-los separados de nós. Um Koan famoso é: "Você conhece o som de duas palmas se batendo. Qual é o som de uma palma se batendo?" Todas as questões importantes -vida, amor, morte- são Koans: você não tem certeza sobre nada, e o único jeito é seguir seu coração, por mais difícil que isso possa ser.

O meu Koan na época era uma menina que eu achava incompreensivelmente legal; era impossível aceitar que ela não quisesse ficar comigo. Foi uma luta diária na minha cabeça entre lembrar e viver de novo os sentimentos que ninguém antes havia libertado em mim, e parar de alimentá-los porque nunca me levariam a nada. Parecia que a felicidade estava em dois lugares distintos, ambos diferentes de onde eu estava.

A religião nunca dá uma resposta direta, mas derruba os fundamentos que deixam a pergunta sofrida. Do nada, um dia você se sente libertado no meio da luta: percebe que já é aceito completamente, inclusive todas as idéias contraditórias, contraprodutivas ou idiotamente bobas que você tenha. Você sempre é 100% você mesmo, mesmo quando está desesperadamente tentando ser alguém diferente.

Essa revelação -se merece uma palavra tão grandiosa- é bonita, mas não adianta muito. Felizmente, a menina em questão tinha uma atitude mais prática, e era diretíssima. Ela me deu uma cesta básica de um encontro a cada dois meses, para sustentar nossa amizade sem deixar espaço para qualquer duvida romântica. Ela morava longe, e foi antes da época do Orkut, Twitter e Facebook, assim foi fácil deixar a minha paixão reduzir-se a cinzas controladamente em meio ano.

Eu dirijo a minha vida pelos princípios do Bang-bang control. É uma estratégia de controle de sistemas, na qual só se usa os ajustes extremos dos controles: é dirigir o carro só com o acelerador no piso ou o freio no piso. Correr ou ficar parado. No senso matemático, é a estratégia que leva você ao seu destino o mais rápido possível, mesmo que não seja da maneira mais confortável. No caso do Zen, acelerador no piso é meditar, meditar e meditar mais: meditar no trem, meditar de férias nas pedras francesas, meditar durante retiros espirituais.

Ninguém aguenta correr sempre. Meditando todos os dias, eu me surpreendi passando na audição da Orquestra Nacional de Estudantes 2002 (NSO) com brilho, depois de anos tentando sem frutos. A NSO dura o mês de janeiro inteiro: ensaios, uma turnê pela Holanda e nesse ano um concerto saideira no famoso Carnegie Hall na Nova Iorque recentemente atingida pelos ataques terroristas. Foi o momento em que quebrei. Depois de 9 horas de ensaios por dia (principalmente: ficar quieto sentado numa cadeira contando compassos) não me sobrou mais vontade para me sentar num travesseiro e contar respirações.

Por que este post?

Através de uma tiete eu conheci o Chorinho, essa forma mais velha do samba instrumental. A trompa é uma presença interessante no conjunto padrão de violão/cavaquino/pandeiro, então a minha canja numa roda de choro rendeu reações entusiasmadas. Por isso eu resolutamente decidi virar chorão fluente. Uma meta inatingível, mas me tira das ruas. Nisso, Zen é o treinamento perfeito, não tanto para encarar os dilemas existentialistas de metas inatingíveis, mas principalmente porque meditação desenvolve a respiração correta pra tocar sopros bem.

Graças a Ursula, Cyntia e Elen pela ajuda com o português.


Thursday, May 21, 2009

Heen en weer / Ida e volta

(português em baixo)

Heen en weer reizen tussen twee thuislanden blijft vreemd. Met moderne transportmiddelen kan je jezelf binnen een halve dag een cultuurshock toedienen, reizend van een gezellige tropische chaos naar het georganiseerde Nederland. Dat grote verschil combineert raar met het feit je je op beide plekken evenveel thuis (of even ontheemd) voelt.

Vorige maand was ik in Nederland, en anders dan voorgaande keren heb ik deze keer werkelijk vakantie genomen. De werk-laptop en Google-badge bleven in Brazil, en het password van de webmail heb ik oostindisch vergeten. Ik heb twee volle weken genoten van conversaties waar ik meer kon spraakwatervallen dan luisteren. Ik was bijna vergeten wat vriendschap kan zijn. Dat er mensen zijn met wie als vanzelf een band ontstaat als je maar een tijdje in hun buurt bent.

Weer terug in Brazilië blijft je hoofd lang na gonzen van al die bekenden, maar herinneringen -hoe goed ze ook zijn- zeggen niets terug en het is daarom moeilijk geen acute heimwee te krijgen. Na een week of wat valt het kwartje dat je echt weer in een ander land bent. Geliefde activiteiten hier (op het moment: dansen en trombone spelen) eisen hun aandacht op en dwingen melancholie naar de achtergrond. Af en toe vlammen de verlangens nog op, om geblust maar tegelijkertijd gevoed te worden door vluchtige telefoongesprekken, voorzover tijdszones en dagindelingen dat toelaten.

Een van de mensen die ik in Nederland heb ontmoet is Ernst. Ernst (http://www.ernstvanderpasch.nl) was mijn klasgenootje op het VWO, en ik hou een laagfrequent contact met hem. Ik sprak hem voor het eerst sinds ik geëmigreerd ben, en een van de onderwerpen was het onvermijdelijke "hoe is het om in Brazilie te wonen."

Zijn indruk van Brazilie was mede gevormd door O amor natural, een documentaire uit 1996 van Heddy Honigman. Zij maakte de documentaire ter gelegenheid van de publicatie van de Nederlandse vertaling van de gelijknamige bundel van Carlos Drummond de Andrade, Brazil's bekendste dichter. De gedichten in O amor natural zijn expliciet erotisch. De film portretteert oudjes in Rio de Janeiro die ingetogen glunderend deze lijfelijke poëzie voordragen en mijmeren over voorbije nachten vol lust. Het is toch moeilijk voor te stellen dat een bejaard Nederlands echtpaar zonder gêne over zuigen, zoenen en sperma praat?

Of Brazilianen werkelijk opener met sensualiteit omgingen, vroeg hij. Ik vertelde hem over het grappigste woord dat ik tot nu toe heb geleerd, namelijk het woord voor strapless damestopje. In goed Portugees heet zoiets een tomara-que-caia, wat zoveel wil zeggen als "Ik hoop dat hij valt". (Ik dacht eerst dat het een grap was van de draagster die het me uitlegde). Ongetwijfeld kijkt de gemiddelde Nederlandse man met dezelfde interesse naar een smakelijk decolleté als de Braziliaan, maar de Braziliaanse terminologie is duidelijk eerlijker.

Voor wie meer wil zien van O Amor natural: de uitstekende vertaling van August Willemsen is nog steeds te koop. De documentaire is in zijn geheel te bekijken op de site www.artefatocultural.com.br. Tot slot: een gedicht van Drummond de Andrade.


Onder de douche beminnen

Onder de douche beminnen, zeep en kussen,
of in bad, beiden gekleed in water,
glibberende liefde, glippend, grijpend,
wijkend, water in de ogen, monden,
dansen, varen, duiken, regenen,
dat schuim op onze buiken, en de driehoek
van het schaamhaar wit - van water, sperma,
liefdes loop, of zijn wij bron geworden?



Ida e volta


Viajar entre duas pátrias é esquisito. Com meios de transporte modernos é possível ministrar um choque de cultura em si mesmo, viajando de uma bargunça tropical e aconchegante para a Holanda arrumada. A diferença grande entre os países não combina com o fato de se sentir igualmente em casa (ou igualmente perdido) nos dois lugares.

No mês passado eu estava na Holanda, e ao contrário das vezes anteriores, eu realmente tirei férias. O laptop corporativo e o crachá ficaram em casa e a senha do e-mail sumiu numa dementia temporária. Eu aproveitei duas semanas inteiras de conversas nas quais eu podia discursar mais que ouvir. Quase esqueci como pode ser amizade. Que existem pessoas com quem surge uma ligação sem esforço quando você está por perto delas.

De volta no Brasil, a cabeça fica zumbindo por muito tempo com todos esses conhecidos. As lembranças -tão boas que elas podem ser- não têm voz para responder aos seus pensamentos, e por isso é impossível não ficar com saudades agudas. Depois de mais ou menos uma semana, a realidade cai na sua cabeça que você está num outro país de novo. Passatempos queridos (no momento: tocar trombone e dança de salão) exigem a sua atenção e forçam a melancolia para o pano de fundo. De vez em quando, os desejos chamejam, para ser apagados e ao mesmo tempo alimentados com telefonemas voláteis, quando o fuso horário e o ritmo de vida deixam.

Uma das pessoas que encontrei na Holanda é o Ernst. Ernst van der Pasch (Youtube) é um colega do segundo grau, com quem eu mantenho contato de freqüência baixa. Foi a primeira vez que eu falei com ele desde que eu emigrei, e um dos assuntos era o inevitável: "como é morar no Brasil?"

A impressão dele do Brasil se formou por O amor natural, um documentário de 1996 da Heddy Honigman. Ela fez o filme na ocasião da publicação da tradução do livre do mesmo nome de Carlos Drummond de Andrade, o poeta mais famoso do Brasil. Os poemas em O amor natural são explicitamente eroticos. O filme retrata velhinhos no Rio que lêem poemas numa felicidade sossegada e refletem sobre as noites de luxúria do passado. É difícil imaginar um casal de holandeses idosos conseguindo falar sem embaraço sobre chupar, beijar e esperma.

Os brasileiros, eles falam mais abertamente sobre sensualidade, o Ernst me perguntou? Eu o contei sobre a expressão mais engraçada que eu já encontrei no português, que uma roupa de mulher sem alças se chama tomara-que-caia. (No início, achava que a vestidora que me explicou isso estava me zoando) Sem dúvida, o médio homem holandês olha para um decote apetitoso com o mesmo interesse que um brasileiro, mas a terminologia do brasileiro sem dúvida é mais honesta.

Para quem quer saber mais de O amor natural, a tradução excelente do August Willemsen ainda se vende nas livrarias. O documentário inteiro está no site www.artefatocultural.com.br pra baixar ou assistir.

Como saidera, um poema de Drummond de Andrade:

Sob o chuveiro amar

Sob o chuveiro amar, sabão e beijos
ou na banheira amar de água vestidos
amor escorregante, foge, prende-se,
torna a fugir, água nos olhos, bocas,
dança, navegação, mergulho, chuva,
essa espuma nos ventres, a brancura
triangular do sexo - é agua, esperma,
é amor se esvaindo ou nos tornamos fonte?



Obrigado à Ursula por corrigir meu português.

Monday, May 11, 2009

Intercontinentaal verbonden/Ligações intercontinentais

(português em baixo)

Het is zaterdag 9 uur 's-ochtends en ik lig te soezen. Mijn telefoon gaat over. De vaste lijn was een extraatje bij mijn internet abonnement, en vrijwel niemand heeft mijn nummer. Ik stommel naar de woonkamer en neem op. Geroezemoes. "Alô?" Een vrouwenstem: "Excuse me. Do you speak Chinese"?

Mensen vragen mij vaak of ik Chinees spreek.

Jaren geleden was mijn kersverse moeder een kersverse medelander. Een doctoraat in een theoretisch wiskundig onderwerp is geen garantie voor een baan, zeker als je de taal slecht spreekt. Ze was dolblij dat ze na 2 jaarcontracten eindelijk een vaste aanstelling kon krijgen als lerares op een middelbare school. De rector had echter een voorwaarde. Haar Nederlands moest verbeteren, en daarom moest ze ook thuis oefenen. Mijn moeder gehoorzaamde. Vanaf mijn derde heeft niemand meer regelmatig Chinees met mij gesproken. Mijn woordenschat weerspiegelt het wereldbeeld van een driejarige: "eten, slapen, buikpijn, billenkoek."

Ik heb het later nog geprobeerd: toen de Teleac cursus Chinees op TV kwam, werd het complete lespakket aangeschaft. Na drie lessen (hoe gaat het, heb je broers, ik ben 11 jaar) ben ik gestrand.

Mijn moeder herinnerde me regelmatig aan mijn gebrekkige Chinees. Soms prijzend, omdat mijn uitspraak goed was. Soms verwijtend, dat kinderen van vriendinnen het wel spraken, dat ik beter mijn best had kunnen doen. Soms treurig, over de gemiste kansen. Het moet verdrietig zijn als er een taalbarrière tussen jou en je eigen kinderen staat.

De laatste poging was een half jaar geleden. Ik wilde afleiding van mijn werk, en Portugees had zijn nieuwigheid verloren. Daarom heb ik me ingeschreven voor een cursus Chinees. Ik droomde dat ik dit gebrek van jaren eindelijk ging repareren, en dat ik bij mijn volgende bezoek mijn moeder kon overrompelen met vloeiende conversatie.

De taalcursus Chinees voor beginners aan de Federale Universiteit wordt gegeven door meneer Liu, bij dag docent organische chemie. Door de tweede wereldoorlog en de communistische revolutie is ook hij in een diaspora beland: ooit was hij een kind van China; nu is hij de ouder van Braziliaanse kinderen. Zijn lessen verbonden de flarden van mijn Chinese kennis tot een coherent maar basaal geheel.

"Do you speak English? Fala portugues?" antwoord ik. De vrouw herhaalt in snel Mandarijn (algemeen beschaafd Chinees). "Iemand die Chinees spreekt?" In mijn prachtigste Chinees (hortend en stotend) leg ik uit dat ik heel weinig spreek. Dat ik in Brazilië ben. De vrouw begrijpt het. "Is. Je. Vader. Thuis? Mag. Ik. Met. Je. Moeder. Spreken?" antwoordt ze langzaam en duidelijk. Ik, tevergeefs: "mijn pappa mamma in Nederland".

Meneer Liu heeft mijn flarden verbonden, maar met wildvreemde vrouwen telefoneren zat niet in het cursuspakket. Sterker nog, conversatie oefenen zat ueberhaupt niet in de cursus. De Federale Universiteit is aan de andere kant van de stad, en voor twee keer anderhalf uur les per week moest ik als een ingeblikt sardientje een uur in een overvolle en benauwde bus in de file heen en in een iets legere bus terug. Lessen overslaan was verleidelijk. Ik heb het eind-proefwerk niet meer ingeleverd.

Na twee minuten verwarde conversatie (de vrouw belt uit Hong-Kong, god weet waarom) hang ik op, en maak me zorgen. Iemand uit China die mijn nummer heeft? Zou mijn moeder iets overkomen zijn? (Mijn vader blijft het liefst thuis met zijn neus in de boeken, dus mijn moeder laat hem regelmatig achter om over aardes breed gebied te zwerven.)

Ik bel mijn ouders te weinig, dus dit is goed excuus om ze weer eens te spreken. Mijn moeder is niet onder een Hong-Kongse bus gekomen, want ze neemt op. Ik vertel over het voorval. Ze snapt het ook niet, maar is blij dat ik Chinees heb gesproken, en hoopt dat de vrouw terugbelt, zodat ik meer kan oefenen.

Verdriet over de gemiste kansen blijft knagen. Haar eerste reactie toen ik aankondigde te emigreren: "Verdorie, waarom ga je niet naar China?" Oftewel: waarom ben je geen Chinees? Graag zou ze zien dat ik naar China ging om de taal te leren, en daarna een locale bruid op te duikelen.

Aan dat ideaalbeeld kan ik niet voldoen, maar toch heeft ze me met haar achtergrond gevormd. Ze heeft me altijd aangezet harder te werken, niet te snel tevreden te zijn en uitdagingen aan te gaan. Is het dankzij mijn buitenlandse moeder dat ik -buitenlander die de omgangsvormen niet 100% begrijpt- me merkwaardig op mijn plaats voel in Brazilië? Ik schrijf deze blog vlot in het Nederlands, om hem daarna zwoegend in krom Portugees te vertalen, en ik begrijp nu de frustratie van mijn moeder wanneer ze Nederlands moest schrijven.

Voor wat betreft een bruid, ik weet niet wie dat wordt, maar waarschijnlijk zal ze Braziliaans zijn. Ik heb een zwak voor meisjes die niet mijn taal mijn spreken, en met wie communicatie wat hakkelend gaat. Dankzij jarenlange training uitdagingen op te zoeken, neem ik geen genoegen met minder dan een onmogelijke liefde. Mijn oudere broer heeft me laten zien dat het kan: een jarenlange ingewikkelde en verboden relatie met een buitenlandse is recent uitgemond in een verloving.

Mijn moeders wens is verhoord. Gedurende 3 weken ben ik haast iedere dag uit mijn bed gebeld door een vrouw uit Hong Kong met "Excuse me do you speak Chinese?" Met de woorden voor "slapen, billenkoek" kan je ongetwijfeld shockerende voorstellen in het Chinees doen, maar uiteindelijk heb ik het gehouden op een scheldkannonade in het Engels. De woorden verstond ze niet, maar mijn ongenoegen is overgekomen, want mijn telefoon is eindelijk gestopt met rinkelen.


Ligações intercontinentais

São nove de manhã num sábado e estou cochilando. O telefone toca. A linha fixa veio como extra com minha conexão à internet, e quase ninguém tem o meu numero. Tropeço para a sala, e atendo. Ruído. "Alô?" Uma voz de mulher: "Excuse me, do you speak Chinese?"

As pessoas me perguntam se eu falo chinês com freqüência.

Há muitos anos, minha nova mãe também era uma nova imigrante. Um doutorado num assunto de matemática teorética não é uma garantia para obter um emprego, ainda mais quando você não fala a língua bem. Ela ficou super-feliz quando finalmente conseguiu um emprego fixo como professora num colégio, depois de dois contratos temporários. O diretor tinha só uma exigência. O holandês dela devia melhorar, e por isso pediu a ela que praticasse holandês em casa também. Minha mãe obedeceu. Desde meu terceiro ano de vida, ninguém realmente mais falou chinês comigo. O meu vocabulário reflete a visão do mundo de uma criança de três anos. "Comer, dormir, passar mal, tapas na bunda."

Depois eu tentei de novo. Quando o Teleac (um canal educativo) passou um curso de mandarim, compramos o pacote inteiro de livros e fitas. Depois de três aulas (Como vai, você tem irmãos, eu tenho 11 anos), eu naufragei.

Minha mãe me lembrou frequentemente do meu chinês fraco. Às vezes elogiando, pois minha pronúncia era boa. Às vezes repreendendo, que os filhos de amigas sabiam falar chinês sim, que eu podia ter me esforçado mais. Às vezes com pena, por causa das oportunidades perdidas. Deve ser triste quando tem uma barreira de linguagem com seus filhos.

A ultima tentativa foi meio ano atrás. Queria uma diversão do meu trabalho, e o português já tinha perdido a novidade. Então, me matriculei num curso de mandarim para adultos. Sonhava que finalmente ia consertar esse defeito de anos, e poderia surprender minha mãe com conversas fluentes na proxima visita.

O curso de mandarim básico para adultos era na Universidade Federal de Minas Gerais, ministrado por um senhor Liu, de dia profesor de quimica orgánica. A segunda guerra mundial e a revolução comunista depois o jogaram (como a minha mãe) numa diáspora. Ele nasceu criança da China, mais acabou sendo pai de brasileiro. As aulas dele ligaram os fragmentos do meu conhecimento infantil num inteiro coerente mas básico.

"Do you speak English? Fala português?" eu respondo. A mulher repete num Mandarim rápido: "Alguém que fale chinês?". Com o chinês mais lindo (gaguejando e tropeçando) explico que eu falo pouquíssimo chinês. Que eu estou no Brasil. A mulher entende: "Seu. Pai. Está. Lá? . . . Posso. Falar. Com. Sua. Mãe?" ela responde lentamente e claramente. Eu, em vão: "Meu pai mãe na Holanda".

O senhor Liu ligou os fragmentos, mas falar ao telefone com mulheres malucas aleatórias não foi parte do curso. Ainda mais, conversar geralmente não era parte do curso. A Universidade Federal fica do outro lado da cidade, uma viagem de uma hora num ônibus lotado e abafado, preso no trânsito. Matar aula foi muito sedutor. Eu desisti de entregar a prova final.

Depois de dois minutos de conversa confusa (a mulher liga de Hong-Kong, só Deus sabe por quê) eu desligo, e fico preocupado. Alguém da China tem o meu numero fixo? Aconteceu um acidente com a minha mãe? (Meu pai gosta de se enfiar em livros em casa, então a minha mãe larga ele de vez em quando para vaguear pelo mundo)

Eu ligo pouco pros meus pais, então isso é uma desculpa boa pra dar mais um toque. A minha mãe não foi atropelada por um caminhão Hong-Kongense, porque ela atende. Eu conto o caso, ela também não entende, mas está feliz que eu falei chinês. Ela espera que a mulher ligue de novo, para que eu possa praticar mais.

A tristeza pelas oportunidades perdidades continua a consumir. Quando eu contava que ia emigrar, a primeira resposta dela era uma indignada: "Porque você não vai para China?" Ou seja: porque você não é um chinês? Ela gostaria que eu fosse para China para aprender a língua e depois arrumar uma noiva local.

Não posso satisfazer esse ideal, porém ela com a história dela me formou. Ela me incentivou a persistir, a não me satisfazer facilmente, a enfrentar desafios. Será que, por causa da minha mãe estrangeira, eu -estrangeiro que não entende os modos dos brasileiros por 100 % - me sinto estranhamente no lugar certo nesse país? Escrevo esse blog suavemente em holandês, para traduzî-lo labutando para um português torto depois; agora eu entendo a frustração da minha mãe, que quase foi estudar letras, ao escrever holandês.

Quanto à noiva, eu não sei quem ela vai ser, mas provavelmente será uma brasileira. Eu tenho um fraco para meninas que não falam minha língua, e com quem a comunicação vai balbuciando. Graças ao treinamento de anos de não me satisfazer facilmente e enfrentar desafios, eu não aceito nada a não ser um amor impossível. Meu irmão mais velho me mostrou que dá pra fazer: a relação dele com uma estrangeira, uma relação complicada e proibida, está se tornando um casamento depois anos.

O desejo da minha mãe foi satisfeito. Durante semanas, eu acordei quase todo dia com uma mulher ligando de Hong Kong dizendo "Excuse me you speak chinese?" Palavras como "dormir" e "tapas na bunda" dão para construir propostas indecorosas em chinês, mas fiquei com uma xingamento em inglês. Ela não deve ter entendido o sentido exato, mas a idéia chegou, pois finalmente o telefone parou de tocar.

graças a João por ser meu editor

Tuesday, March 3, 2009

Saudade

(Português em baixo.)

Mijn broer zingt al jaren in een kamerkoor dat de naam Saudade draagt. De site legt uit dat dit een Portugees woord is voor "Weemoedig verlangen naar mensen en ervaringen die nog slechts als mooie herinnering bestaan."

Dat klinkt poetisch, maar in Brazilie is het een alledaagse uitdrukking. "Eu estou com saudades de você" (letterlijk: ik ben met saudade voor jou) betekent simpelweg: 'ik mis je'. Je schrijft het je geliefde als je haar een dag niet hebt gezien, of je vrienden als ze twee weken op vakantie zijn.

Saudade geldt als een woord dat enkel in het Portugees bestaat, analoog aan het Nederlandse "gezellig". Voor de Portugese lezers: gezellig is een bijvoegelijk naamwoord (substantief: gezelligheid), dat een aangenaam opgewekt samenzijn uitdrukt.

Beroemd is het verhaal dat Inuit (Eskimos) 100 woorden hebben voor sneeuw in al zijn verschijningsvormen, omdat voor hen sneeuw meer finesses zou hebben. Dat is een broodje-aap verhaal, en bij nader inzien is dat logisch. Heeft Brits ongelofelijk veel woorden voor regen, of heeft Brazilie duizend-en-een termen voor bier?

Het is veel eerder omgekeerd.

Feestjes worden hier gesmeerd door diverse lagen van alcohol en sociale omgangsvormen, zodat een willekeurig samenzijn, ongeacht of dat met levensvrienden of wildvreemden is, tot gezelligheid leidt. Wat vanzelfsprekend is behoeft geen speciale terminologie, dus mist het Portugees een term voor gezellig. De dag na een willekeurig feestje ben je natuurlijk de gemiddelde wildvreemde allang weer vergeten, maar voor wie een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten, voor diegene voel je Saudade, en de hoop die in Saudade leeft is dat het samenzijn herhaald zal worden.

Precies twee jaar geleden heb ik Nederland verlaten. Er zijn een paar hartsvrienden aan wie ik nog regelmatig denk, en die ik -zelden- bel, maar ik ben het contact de meeste kennissen wel kwijt. Uit eigen ervaring weet ik nu hoe makkelijk een leven los te laten is, als je van biotoop wisselt. Hoe dat afscheid voor het thuisfront was, heb ik minder goed begrepen.

Tot deze maand, waarin ik nader kennis gemaakt met Saudade.

Ze was grappig, slim, altijd opgewekt en ongelofelijk knap. En met haar vloeiende Italiaans ging ze over twee maanden voor een half jaar op uitwisseling naar Italië. Vandaag is ze 5 weken weg.

Inmiddels heb ik al een spectrum van gevoelens doorlopen. Nazoemen van een gedenkwaardig afscheid, met allerlei lieve voornemens. Het holle gevoel dat een deel van je leven verdwenen is. Irritatie over het uitblijven van nieuws. In het hoofd een eindeloze film van romantische herinneringen. De frustratie dat die gedachten nergens toe leiden. Acceptatie. Verwondering over het ondenkbare feit dat verliefdheid ook weer kan weg-ebben.

Herinneringen komen nooit alleen: denkend aan mijn grootvader, herinner ik me ook dat hij dementeerde, en dat ik uit lafheid hem de laatste drie jaar van zijn leven niet meer durfde te bezoeken. Denkend aan de mooie momenten met mijn vriendinnetje in Nederland, realiseer ik me ook waarom het niet kon werken. Dat ik mijn CV inleverde op een conferentie in Porto Alegre, wat uiteindelijk tot mijn emigratie leidde. Associaties die een herinnering een plaats in je leven geven.

Ooit zal dit ook zo'n herinnering zijn, maar op dit moment ben ik weer terug bij bijna-af: ik bevind me tussen dat open moment tussen de eerste kennismaking en het tweede afspraakje. Het afspraakje is echter pas over een half jaar, en in plaats van de verrassing van een dagelijks sms-je sijpelt er af en toe een mailtje door via het internet.


Português

Há anos, meu irmão canta num coral de câmera chamado Saudade. O site explica que isso é uma palavra portuguêsa para "O desejo melancólico por pessoas e experiências que só existem como lembranças bonitas".

Isto parece poético, mas, no Brasil, saudade é uma expressão ordinária. 'Eu estou com saudade de você' se traduz em holandês simplesmente como 'Ik mis je'. É o que se escreve para sua namorada quando não a viu por um dia, ou para amigos que estão em férias por duas semanas.

Saudade é considerada uma palavra que só existe em português, análoga á palavra Gezellig do holandês. Para os leitores brasileiros: gezellig é um adjetivo (substantivo: gezelligheid) que indica estar juntos numa forma agradável e levemente animada.

É famosa a história de que os Inuit (os Esquimós) têm mais que cem palavras para todas as aparências de neve, porque para eles a neve tem uma sutileza que a gente perde. É uma lenda urbana, e pensando bem, isso não é nenhuma surpresa. O britânico tem incrivelmente muitas palavras para chuva? O brasileiro tem mil-e-um jeitos para descrever cerveja?

É muito mais o inverso.

Festas aqui são lubrificadas com diversas camadas de álcool e etiquetas sociais. Assim, qualquer encontro, seja com amigos do peito, ou completamente desconhecidos, leva à gezellig-eza. O que é lógico não precisa de terminologia especial, então ao português falta uma expressão para gezellig. Claro, no dia seguinte à festa, você já esqueceu o total-desconhecido médio, mas quem deixou uma impressão inesquecível, dessa pessoa você sente saudade, e a esperança que vive na saudade é que o encontro pode se repetir.

Faz exatamente dois anos que eu sai da Holanda. Tem uns amigos do peito que ainda estão nos meus pensamentos do dia-a-dia, e para quem eu -raramente- ligo, mas perdi o contato com a maioria dos conhecidos. Então por experiência própria eu sei quão fácil é romper com uma vida quando se muda de habitat. Contudo não havia entendido como foi a despedida para quem ficou.

Até este mês, quando eu conheci a saudade.

Ela era engraçada, inteligente, sempre animada, e incrivelmente linda. Com o italiano fluente dela ia fazer um intercâmbio por meio ano dali a dois meses. Hoje, ela está fora a 5 semanas.

Já passei por um espectro de emoções. O êxtase de uma despedida memorável com as mensagens cheias de intenções lindas. O sentimento vazio que uma parte da sua vida sumiu. Irritação sobre falta de notícias. Na cabeça um filme sem fim de lembranças românticas. A frustração que essas não levam a nada. Aceitar. O espanto com o fato inimaginável de que a paixão pode esvaziar também.

Lembranças nunca estão sozinhas. Pensando no meu avô, eu também me lembro que ele se tornou demente, e que eu, por covardia, não me atrevi visitâ-lo nos ultimos três anos da vida dele. Pensando nos momentos bons com minha namorada na Holanda, eu também percebo por que não podia dar certo. Quando eu entreguei meu currículo numa conferência em Porto Alegre, que isso no fim levou à minha emigração. São associações que põem as lembranças no lugar dentro da sua vida.

Um dia, este momento será uma lembrança assim também, mas agora eu quase estou de volta ao início. Estou neste momento aberto entre o primeiro encontro e a segunda saídinha. Só que a saídinha vai ser daqui a meio ano, e em vez de ser surpreendido por mensagens no meu celular todo dia, só se infiltra um email pela internet de vez em quando.


[Sou obrigado a Felipe, João e Adriano pela ajuda com o português]

Tuesday, February 17, 2009

Requiescat in Pacem: Harry Potter (2003-2009)

Mijn kekke brilletje is niet meer.

Na jaren trouwe dienst heeft een van de pootjes het begeven. Ik heb me dus een nieuw gezicht aangeschaft. Dat heeft het voordeel dat niemand me nu nog Harry Potter gaat noemen, en het nadeel dat ik niemand meer in pornografisch virtuoos Portugees hoef uit te leggen wat ze met mijn toverstokje mogen doen.

Rood is de kleur van geluk, dat geldt ook voor brillen.



Meus óculos bacanas faleceram.

Depois de muitos anos de serviço fiel, uma das alças dele quebrou. Então eu me comprei um rosto novo. Tem a vantagem que ninguem mais vai me chamar de Harry Potter, e a desvantagem que não preciso mais explicar para ninguem em um português virtuosamente pornográfico o que exatamente eles podem fazer com a minha varinha mágica.

Vermelho é a cor de boa sorte, isso vale também para óculos.