Thursday, August 13, 2009

Zen de Kunst van Chorinho spelen/Zen e a Arte de tocar Chorinho


Zen de Kunst van Chorinho spelen
(português em baixo)

Elke dinsdag verlaat ik tegen twaalven mijn apartement voor de dagelijkse pelgrimstocht van 300m naar mijn werk, wandelend in een aangenaam zonnetje. Mijn werkster wenst me steevast toe "Vai com Deus" (ga met god). De achterkant van vrachtwagens hier meldt niet de maximumsnelheid, maar proclameert: Jesus é fiel (Jezus is trouw). Op iedere straathoek zijn er evangelische kerken die schreeuwend, swingend of glitterend zieltjes proberen te winnen. Brazilië is een religieus land.

Vroeger mocht ik, in tegenstelling tot klasgenootjes, bijna alles zien op TV: soap-series, serieuze films, thrillers. Bij gewaagde scenes (bruut geweld, sex) censureerde mijn moeder door mijn ogen te bedekken. Voor deze liberale houding was een uitzondering: telkens als er een EO-programma op kwam, zette mijn vader resoluut de TV uit, ons categorisch verbiedend welk EO-programma dan ook te kijken. Niet zonder reden, want de blonde EO-presentatoren die met kleffe stem nietsvermoedende kinderen besprongen met Jezus en God hadden het meest weg van kinderlokkers.

Zo groeide ik op tot atheïst, zonder noemenswaardige levensbeschouwing, met het idee dat God een verboden zonde was.

Het was zomer 2000, en ik deed mee aan een cursus Jazz in Toscane. Met mijn hoorn was ik een interessante variatie op de geëikte horde van saxofoon-, trompet- en gitaarspelers. De cursus vond plaats een in een 16e-eeuwse Toscaanse boerderij, waar al eeuwen iedere avond de houtwormen een dunne sluier van zaagsel uit plafond lieten neerdwalen. Na twee dagen sloeg een gemene griep toe. De boerderij werd ook aan spiritueler ingestelde gasten verhuurd, en zodoende was de enige afleiding een forse stapel van de Tricycle, een Amerikaanse tijdschrift over boeddhistische onderwerpen. In de rust van het ziekbed tussen de Toscaanse heuvels raakten de artikelen onvermoede snaren, en weer terug in Nederland, schreef ik me in voor een cursus bij Zen onder de Dom, een groep Zen-beoefenaars in Utrecht.

Zen treedt, samen met Fong-Shui, in de glossy tijdschriften aan als filosofie om je eetkamer in te richten. In werkelijkheid is het een variant van boeddhisme, een levensbeschouwing die mensen tracht te bevrijden van het lijden dat inherent is aan het leven. Dat klinkt mooi en verheffend, maar de werkelijk is laag-bij-de-grondser. Letterlijk, want Zen is Japans voor het Chinese Ch'an, "concentratie". De praktijk van Zen-training is op de grond zitten en mediteren: iedere dag weer met gevouwen knieën op een kussentje je concentreren op je ademhaling. Tijdens die minuten valt je coherente perceptie van de wereld, geluiden, en gedachten uitelkaar tot losse gebeurtenissen in eindeloos voortstromen van de tijd.

Je wordt er heel kalm en vastbesloten van, maar het heet niet voor niets training. Het doet ook verdomde zeer. Van 40 minuten stilzitten krijg je slapende voeten, uitgerekte beenspieren en zere knieën. Tegen het einde van de 40 minuten is concentreren op ademhaling de enige manier om de pijn te harden. Mijn lichaam is niet gemaakt voor de stilzitten.

Boeddhisme is een levensbeschouwing die lijden traceert tot een simpele waarheid: lijden wordt veroorzaakt door begeerte, dus om er vanaf te komen moet je onthechten van je begeertes. Het is een levensfilosofie die geen beroep doet op grijze vaders die in de wolken wonen of naakte mannen die eindigen aan martelwerktuigen, maar oorzaak van de menselijke conditie logisch analyseert. Ik was op slag verliefd, en werd bevangen door een evangelische drang mijn kennissen en vrienden te laten delen in de blijde boodschap, dit ongetwijfeld tot hun frustratie.

Het einde van lijden is een verraderlijk idee. Het is niet een spirituele morfine die iedere scherpe rand van het bestaan afrondt. De scherpe randen horen bij het leven: tegen een kind dat tranen met tuiten huilt om haar gestorven lievelingskonijntje, zeg je niet "Ach, je hebt je teveel gehecht." Het konijntje moet terug, en wel direct. Stampvoetend dat intense verdriet doormaken, dat is Zen.

Een element van Zen is de Koan, een paradoxale puzzel, waar je onder begeleiding van de meester je hoofd over kan breken. Letterlijk, want Koans hebben geen rationele oplossing, en de bedoeling is juist te breken met de neiging levenskwesties rationeel te benaderen alsof je ze los van jezelf zou kunnen zien. Een beroemde Koan is: "Je kent het geluid van twee handen die klappen. Wat is het geluid van één hand die klapt?"

Alle belangrijke kwesties -leven, liefde, dood- zijn Koans: je hebt over niets zekerheid, en uiteindelijk kan je alleen je hart volgen, hoe moeilijk dat ook kan zijn.

Mijn persoonlijke Koan toentertijd was een meisje dat ik zo onbegrijpelijk leuk vond, dat het onmogelijk was te accepteren dat ze mij niet wilde. Het was een dagelijkse strijd in mijn hoofd tussen het herleven van gevoelens die nooit eerder iemand bij me had losgemaakt, en stoppen met voeden van die gevoelens omdat ze nergens toe zouden leiden. Dat het geluk zich bevindt op twee verschillende plekken, allebei ver weg van waar je staat.

Religie beantwoordt zulke vragen niet, maar slaat de onderliggende fundamentele twijfels weg. Uit het niets ervaar je je op een dag temidden van de strijd bevrijd: je bent al volledig geaccepteerd, inclusief alle tegenstrijdige, contraproductieve en domweg idiote ideeen die je ook mag hebben. Je bent 100% jezelf zelfs op de momenten dat je wanhopig iemand anders probeert te zijn.

Zo'n verlichtingservaring -voorzover het die naam waard is- is mooi, maar je schiet er weinig mee op. Gelukkig had het meisje in kwestie een praktischere instelling, en was ze onsterfelijk direct. Ze stelde me op een strikt rantsoen van 1 ontmoeting per 2 maanden om onze vriendschap in stand te houden, zonder ruimte te laten voor misverstanden. Ze woonde ver weg, en dit was voor de tijd van Hyves, Twitter en Facebook, dus het was makkelijk mijn verliefdheid in een half jaar gecontroleerd te laten uitbranden.

Ik bestuur mijn leven volgens de principes van bang-bang control. Bang-bang control is een besturingsstrategie voor systemen, waarbij alleen de uiterste standen van regelaar worden gebruikt. Autorijden met alleen òf plankgas, òf vol op de rem. Hollen of stilstaan. Mathematisch gezien is het de strategie waarmee je het allersnelste op je bestemming aankomt, ofschoon het niet de comfortabelste is. Plankgas in Zen is mediteren, mediteren en nog eens mediteren: in de trein, op vakantie in de Franse rotsen, tijdens intensieve retraîtes.

Hollen hou je niet vol. Volop mediterend slaagde ik tot mijn grote verbazing met glans voor de auditie van het Nederlands Studenten Orkest 2002, na jaren van vruchteloze pogingen. NSO betekent de hele maand januari weg: repeteren, op tournee door Nederland, en tot slot een afsluitingsconcert in Carnegie Hall, in het net door terroristen ontdane New York. Het was een breekpunt. Na 9 uur per dag repeteren (vooral op een stoel zitten en rusten uittellen), heb je weinig zin meer om daarna nog op een kussentje te gaan zitten en ademhalingen te tellen.

Vanwaar deze blogpost?

Ik ben via een enthousiaste groupie in aanraking gekomen met Choro, een instrumentale, oudere vorm van Samba. Een hoorn is een interessante variatie op de geëikte fluit/gitaar/tamboerijn bezettingen, dus mijn deelname aan een jamsessie leverde enthousiaste reacties op. Ik heb me daarom kordaat tot doel gesteld een volbloed Choro-speler te worden. Een onbereikbaar doel, maar het houdt je van de straat. Zen is hier de perfecte training, niet zozeer om existentiele dilemma's van onbereikbare doelen onder ogen te zien, maar vooral omdat meditatie de correcte ademhaling voor koperblaasinstrumenten oefent.


Zen e a Arte de tocar Chorinho

Toda terça-feira, eu saio do meu apartamento por volta do meio-dia, numa peregrinação de 300m até meu trabalho, andando sob um solzinho agradável. Minha faxineira sempre me diz "Vai com Deus". A traseira dos caminhões aqui não sinaliza a velocidade permitida, mas proclama: Jesus é Fiel. Em cada esquina tem igrejas evangélicas tentando ganhar almazinhas, com grito, brilho ou swing. O Brasil é um país religioso.

Quando era pequeno, eu, ao contrário de meus coleguinhas, podia ver tudo na TV: novela, filmes dramáticos, thrillers. As cenas impróprias (violência bruta, sexo), a minha mãe censurava cobrindo meus olhos. Essa educação liberal tinha uma exceção. Cada vez que começava um programa da EO (Emissora evangélica da Holanda, umas das públicas), o meu pai resolutamente desligava a TV, nos proibindo categoricamente de assistir qualquer programa que fosse da EO. Ele tinha razão, pois os apresentadores loiros da EO, que pulavam em cima de crianças desavisadas com voz pegajosa falando de Jesus e Deus, pareciam muito com pedófilos.

Assim eu cresci um ateu, sem nenhuma filosofia específica de vida, com o conceito de que Deus era um pecado proibido.

Era o verão de 2000, e participava de um curso de Jazz na Toscana (Itália). Eu, com a minha trompa, era uma presença interessante na turma padrão de saxofonistas, trompetistas e guitarristas. O curso aconteceu numa fazenda do século XVI, onde toda noite os bichinhos no teto faziam descer um véu de pó de madeira. Depois de dois dias, uma gripe danada me pegou. A fazenda também recebia grupos de hóspedes mais espiritualizadas, e assim, a única diversão na casa era uma pilha da "Tricycle - The Buddhist Review", uma revista Americana sobre assuntos Budistas. Na tranquilidade da cama de enfermo cercado pela paisagem toscana, os artigos tocavam cordas escondidas na minha alma. De volta à Holanda, me matriculei num curso de Zen com "Zen onder de Dom" (Zen sob a Torre) um grupo de Zenistas da cidade com a torre, Utrecht.

O Zen se encontra com Feng-Shui nas revistas populares, ambos descritos como estilos de design de interiores. Na verdade, Zen é uma versão de Budismo, uma religião ou filosofia de vida, que pretende libertar as pessoas do sofrimento que é inerente à vida. Parece edificante, mas a prática é mais pé-no-chão. Literalmente, pois Zen é a versão japonesa da palavra "Chan" (concentração), e o treinamento Zen é se sentar no chão e meditar. Cada dia de novo ficar em posição de lótus atento à respiração. Nesses minutos, a sua percepção coerente do mundo, dos sons, dos pensamentos, se desfaz em eventos soltos num fluxo infinito de tempo.

A prática Zen te deixa muito tranquilo e determinado, mas não se chama treinamento sem razão. Dói pra caramba; 40 minutos sentado quieto te deixa com pés dormentes, músculos esticados demais e joelhos doendo. No fim dos 40 minutos, ficar atento à respiração é o unico jeito de aguentar a dor. O meu corpo não foi feito para ficar quieto.

Budismo é uma filosofia da vida que reduz o sofrimento até uma verdade simples. A causa do sofrimento é o desejo, então para se livrar do sofrimento, é preciso se desprender desse desejo. É uma religião que não se baseia em pais grisalhos morando nas nuvens ou homens pelados que terminam pendurados em ferramentas de tortura, mas que analisa a condição humana com lógica. Eu me apaixonei na hora, e fui pego por uma pressa evangélica de compartilhar essa boa nova com todos meus amigos, sem dúvida enchendo o saco deles.

O fim do sofrimento é uma idéia traidora. Não é uma morfina espiritual que tira os fardos da vida. Os fardos são parte da vida. Para uma criança chorando rios por causa da morte do coelhinho querido, não se fala "você se amarrou demais nele". O coelhinho deve voltar da morte e nessa hora mesmo. Viver essa tristeza intensa, batendo com os pés no chão, isso é Zen.

Um elemento do Zen é o Koan, um enigma paradoxal, utilizado para o aluno quebrar a cabeça, guiado por seu mestre. Literalmente, porque os Koans não tem uma resolução racional; o objetivo é quebrar a tendência a pensar racionalmente sobre questões da vida como se fosse possível enxergá-los separados de nós. Um Koan famoso é: "Você conhece o som de duas palmas se batendo. Qual é o som de uma palma se batendo?" Todas as questões importantes -vida, amor, morte- são Koans: você não tem certeza sobre nada, e o único jeito é seguir seu coração, por mais difícil que isso possa ser.

O meu Koan na época era uma menina que eu achava incompreensivelmente legal; era impossível aceitar que ela não quisesse ficar comigo. Foi uma luta diária na minha cabeça entre lembrar e viver de novo os sentimentos que ninguém antes havia libertado em mim, e parar de alimentá-los porque nunca me levariam a nada. Parecia que a felicidade estava em dois lugares distintos, ambos diferentes de onde eu estava.

A religião nunca dá uma resposta direta, mas derruba os fundamentos que deixam a pergunta sofrida. Do nada, um dia você se sente libertado no meio da luta: percebe que já é aceito completamente, inclusive todas as idéias contraditórias, contraprodutivas ou idiotamente bobas que você tenha. Você sempre é 100% você mesmo, mesmo quando está desesperadamente tentando ser alguém diferente.

Essa revelação -se merece uma palavra tão grandiosa- é bonita, mas não adianta muito. Felizmente, a menina em questão tinha uma atitude mais prática, e era diretíssima. Ela me deu uma cesta básica de um encontro a cada dois meses, para sustentar nossa amizade sem deixar espaço para qualquer duvida romântica. Ela morava longe, e foi antes da época do Orkut, Twitter e Facebook, assim foi fácil deixar a minha paixão reduzir-se a cinzas controladamente em meio ano.

Eu dirijo a minha vida pelos princípios do Bang-bang control. É uma estratégia de controle de sistemas, na qual só se usa os ajustes extremos dos controles: é dirigir o carro só com o acelerador no piso ou o freio no piso. Correr ou ficar parado. No senso matemático, é a estratégia que leva você ao seu destino o mais rápido possível, mesmo que não seja da maneira mais confortável. No caso do Zen, acelerador no piso é meditar, meditar e meditar mais: meditar no trem, meditar de férias nas pedras francesas, meditar durante retiros espirituais.

Ninguém aguenta correr sempre. Meditando todos os dias, eu me surpreendi passando na audição da Orquestra Nacional de Estudantes 2002 (NSO) com brilho, depois de anos tentando sem frutos. A NSO dura o mês de janeiro inteiro: ensaios, uma turnê pela Holanda e nesse ano um concerto saideira no famoso Carnegie Hall na Nova Iorque recentemente atingida pelos ataques terroristas. Foi o momento em que quebrei. Depois de 9 horas de ensaios por dia (principalmente: ficar quieto sentado numa cadeira contando compassos) não me sobrou mais vontade para me sentar num travesseiro e contar respirações.

Por que este post?

Através de uma tiete eu conheci o Chorinho, essa forma mais velha do samba instrumental. A trompa é uma presença interessante no conjunto padrão de violão/cavaquino/pandeiro, então a minha canja numa roda de choro rendeu reações entusiasmadas. Por isso eu resolutamente decidi virar chorão fluente. Uma meta inatingível, mas me tira das ruas. Nisso, Zen é o treinamento perfeito, não tanto para encarar os dilemas existentialistas de metas inatingíveis, mas principalmente porque meditação desenvolve a respiração correta pra tocar sopros bem.

Graças a Ursula, Cyntia e Elen pela ajuda com o português.


Thursday, May 21, 2009

Heen en weer / Ida e volta

(português em baixo)

Heen en weer reizen tussen twee thuislanden blijft vreemd. Met moderne transportmiddelen kan je jezelf binnen een halve dag een cultuurshock toedienen, reizend van een gezellige tropische chaos naar het georganiseerde Nederland. Dat grote verschil combineert raar met het feit je je op beide plekken evenveel thuis (of even ontheemd) voelt.

Vorige maand was ik in Nederland, en anders dan voorgaande keren heb ik deze keer werkelijk vakantie genomen. De werk-laptop en Google-badge bleven in Brazil, en het password van de webmail heb ik oostindisch vergeten. Ik heb twee volle weken genoten van conversaties waar ik meer kon spraakwatervallen dan luisteren. Ik was bijna vergeten wat vriendschap kan zijn. Dat er mensen zijn met wie als vanzelf een band ontstaat als je maar een tijdje in hun buurt bent.

Weer terug in Brazilië blijft je hoofd lang na gonzen van al die bekenden, maar herinneringen -hoe goed ze ook zijn- zeggen niets terug en het is daarom moeilijk geen acute heimwee te krijgen. Na een week of wat valt het kwartje dat je echt weer in een ander land bent. Geliefde activiteiten hier (op het moment: dansen en trombone spelen) eisen hun aandacht op en dwingen melancholie naar de achtergrond. Af en toe vlammen de verlangens nog op, om geblust maar tegelijkertijd gevoed te worden door vluchtige telefoongesprekken, voorzover tijdszones en dagindelingen dat toelaten.

Een van de mensen die ik in Nederland heb ontmoet is Ernst. Ernst (http://www.ernstvanderpasch.nl) was mijn klasgenootje op het VWO, en ik hou een laagfrequent contact met hem. Ik sprak hem voor het eerst sinds ik geëmigreerd ben, en een van de onderwerpen was het onvermijdelijke "hoe is het om in Brazilie te wonen."

Zijn indruk van Brazilie was mede gevormd door O amor natural, een documentaire uit 1996 van Heddy Honigman. Zij maakte de documentaire ter gelegenheid van de publicatie van de Nederlandse vertaling van de gelijknamige bundel van Carlos Drummond de Andrade, Brazil's bekendste dichter. De gedichten in O amor natural zijn expliciet erotisch. De film portretteert oudjes in Rio de Janeiro die ingetogen glunderend deze lijfelijke poëzie voordragen en mijmeren over voorbije nachten vol lust. Het is toch moeilijk voor te stellen dat een bejaard Nederlands echtpaar zonder gêne over zuigen, zoenen en sperma praat?

Of Brazilianen werkelijk opener met sensualiteit omgingen, vroeg hij. Ik vertelde hem over het grappigste woord dat ik tot nu toe heb geleerd, namelijk het woord voor strapless damestopje. In goed Portugees heet zoiets een tomara-que-caia, wat zoveel wil zeggen als "Ik hoop dat hij valt". (Ik dacht eerst dat het een grap was van de draagster die het me uitlegde). Ongetwijfeld kijkt de gemiddelde Nederlandse man met dezelfde interesse naar een smakelijk decolleté als de Braziliaan, maar de Braziliaanse terminologie is duidelijk eerlijker.

Voor wie meer wil zien van O Amor natural: de uitstekende vertaling van August Willemsen is nog steeds te koop. De documentaire is in zijn geheel te bekijken op de site www.artefatocultural.com.br. Tot slot: een gedicht van Drummond de Andrade.


Onder de douche beminnen

Onder de douche beminnen, zeep en kussen,
of in bad, beiden gekleed in water,
glibberende liefde, glippend, grijpend,
wijkend, water in de ogen, monden,
dansen, varen, duiken, regenen,
dat schuim op onze buiken, en de driehoek
van het schaamhaar wit - van water, sperma,
liefdes loop, of zijn wij bron geworden?



Ida e volta


Viajar entre duas pátrias é esquisito. Com meios de transporte modernos é possível ministrar um choque de cultura em si mesmo, viajando de uma bargunça tropical e aconchegante para a Holanda arrumada. A diferença grande entre os países não combina com o fato de se sentir igualmente em casa (ou igualmente perdido) nos dois lugares.

No mês passado eu estava na Holanda, e ao contrário das vezes anteriores, eu realmente tirei férias. O laptop corporativo e o crachá ficaram em casa e a senha do e-mail sumiu numa dementia temporária. Eu aproveitei duas semanas inteiras de conversas nas quais eu podia discursar mais que ouvir. Quase esqueci como pode ser amizade. Que existem pessoas com quem surge uma ligação sem esforço quando você está por perto delas.

De volta no Brasil, a cabeça fica zumbindo por muito tempo com todos esses conhecidos. As lembranças -tão boas que elas podem ser- não têm voz para responder aos seus pensamentos, e por isso é impossível não ficar com saudades agudas. Depois de mais ou menos uma semana, a realidade cai na sua cabeça que você está num outro país de novo. Passatempos queridos (no momento: tocar trombone e dança de salão) exigem a sua atenção e forçam a melancolia para o pano de fundo. De vez em quando, os desejos chamejam, para ser apagados e ao mesmo tempo alimentados com telefonemas voláteis, quando o fuso horário e o ritmo de vida deixam.

Uma das pessoas que encontrei na Holanda é o Ernst. Ernst van der Pasch (Youtube) é um colega do segundo grau, com quem eu mantenho contato de freqüência baixa. Foi a primeira vez que eu falei com ele desde que eu emigrei, e um dos assuntos era o inevitável: "como é morar no Brasil?"

A impressão dele do Brasil se formou por O amor natural, um documentário de 1996 da Heddy Honigman. Ela fez o filme na ocasião da publicação da tradução do livre do mesmo nome de Carlos Drummond de Andrade, o poeta mais famoso do Brasil. Os poemas em O amor natural são explicitamente eroticos. O filme retrata velhinhos no Rio que lêem poemas numa felicidade sossegada e refletem sobre as noites de luxúria do passado. É difícil imaginar um casal de holandeses idosos conseguindo falar sem embaraço sobre chupar, beijar e esperma.

Os brasileiros, eles falam mais abertamente sobre sensualidade, o Ernst me perguntou? Eu o contei sobre a expressão mais engraçada que eu já encontrei no português, que uma roupa de mulher sem alças se chama tomara-que-caia. (No início, achava que a vestidora que me explicou isso estava me zoando) Sem dúvida, o médio homem holandês olha para um decote apetitoso com o mesmo interesse que um brasileiro, mas a terminologia do brasileiro sem dúvida é mais honesta.

Para quem quer saber mais de O amor natural, a tradução excelente do August Willemsen ainda se vende nas livrarias. O documentário inteiro está no site www.artefatocultural.com.br pra baixar ou assistir.

Como saidera, um poema de Drummond de Andrade:

Sob o chuveiro amar

Sob o chuveiro amar, sabão e beijos
ou na banheira amar de água vestidos
amor escorregante, foge, prende-se,
torna a fugir, água nos olhos, bocas,
dança, navegação, mergulho, chuva,
essa espuma nos ventres, a brancura
triangular do sexo - é agua, esperma,
é amor se esvaindo ou nos tornamos fonte?



Obrigado à Ursula por corrigir meu português.

Monday, May 11, 2009

Intercontinentaal verbonden/Ligações intercontinentais

(português em baixo)

Het is zaterdag 9 uur 's-ochtends en ik lig te soezen. Mijn telefoon gaat over. De vaste lijn was een extraatje bij mijn internet abonnement, en vrijwel niemand heeft mijn nummer. Ik stommel naar de woonkamer en neem op. Geroezemoes. "Alô?" Een vrouwenstem: "Excuse me. Do you speak Chinese"?

Mensen vragen mij vaak of ik Chinees spreek.

Jaren geleden was mijn kersverse moeder een kersverse medelander. Een doctoraat in een theoretisch wiskundig onderwerp is geen garantie voor een baan, zeker als je de taal slecht spreekt. Ze was dolblij dat ze na 2 jaarcontracten eindelijk een vaste aanstelling kon krijgen als lerares op een middelbare school. De rector had echter een voorwaarde. Haar Nederlands moest verbeteren, en daarom moest ze ook thuis oefenen. Mijn moeder gehoorzaamde. Vanaf mijn derde heeft niemand meer regelmatig Chinees met mij gesproken. Mijn woordenschat weerspiegelt het wereldbeeld van een driejarige: "eten, slapen, buikpijn, billenkoek."

Ik heb het later nog geprobeerd: toen de Teleac cursus Chinees op TV kwam, werd het complete lespakket aangeschaft. Na drie lessen (hoe gaat het, heb je broers, ik ben 11 jaar) ben ik gestrand.

Mijn moeder herinnerde me regelmatig aan mijn gebrekkige Chinees. Soms prijzend, omdat mijn uitspraak goed was. Soms verwijtend, dat kinderen van vriendinnen het wel spraken, dat ik beter mijn best had kunnen doen. Soms treurig, over de gemiste kansen. Het moet verdrietig zijn als er een taalbarrière tussen jou en je eigen kinderen staat.

De laatste poging was een half jaar geleden. Ik wilde afleiding van mijn werk, en Portugees had zijn nieuwigheid verloren. Daarom heb ik me ingeschreven voor een cursus Chinees. Ik droomde dat ik dit gebrek van jaren eindelijk ging repareren, en dat ik bij mijn volgende bezoek mijn moeder kon overrompelen met vloeiende conversatie.

De taalcursus Chinees voor beginners aan de Federale Universiteit wordt gegeven door meneer Liu, bij dag docent organische chemie. Door de tweede wereldoorlog en de communistische revolutie is ook hij in een diaspora beland: ooit was hij een kind van China; nu is hij de ouder van Braziliaanse kinderen. Zijn lessen verbonden de flarden van mijn Chinese kennis tot een coherent maar basaal geheel.

"Do you speak English? Fala portugues?" antwoord ik. De vrouw herhaalt in snel Mandarijn (algemeen beschaafd Chinees). "Iemand die Chinees spreekt?" In mijn prachtigste Chinees (hortend en stotend) leg ik uit dat ik heel weinig spreek. Dat ik in Brazilië ben. De vrouw begrijpt het. "Is. Je. Vader. Thuis? Mag. Ik. Met. Je. Moeder. Spreken?" antwoordt ze langzaam en duidelijk. Ik, tevergeefs: "mijn pappa mamma in Nederland".

Meneer Liu heeft mijn flarden verbonden, maar met wildvreemde vrouwen telefoneren zat niet in het cursuspakket. Sterker nog, conversatie oefenen zat ueberhaupt niet in de cursus. De Federale Universiteit is aan de andere kant van de stad, en voor twee keer anderhalf uur les per week moest ik als een ingeblikt sardientje een uur in een overvolle en benauwde bus in de file heen en in een iets legere bus terug. Lessen overslaan was verleidelijk. Ik heb het eind-proefwerk niet meer ingeleverd.

Na twee minuten verwarde conversatie (de vrouw belt uit Hong-Kong, god weet waarom) hang ik op, en maak me zorgen. Iemand uit China die mijn nummer heeft? Zou mijn moeder iets overkomen zijn? (Mijn vader blijft het liefst thuis met zijn neus in de boeken, dus mijn moeder laat hem regelmatig achter om over aardes breed gebied te zwerven.)

Ik bel mijn ouders te weinig, dus dit is goed excuus om ze weer eens te spreken. Mijn moeder is niet onder een Hong-Kongse bus gekomen, want ze neemt op. Ik vertel over het voorval. Ze snapt het ook niet, maar is blij dat ik Chinees heb gesproken, en hoopt dat de vrouw terugbelt, zodat ik meer kan oefenen.

Verdriet over de gemiste kansen blijft knagen. Haar eerste reactie toen ik aankondigde te emigreren: "Verdorie, waarom ga je niet naar China?" Oftewel: waarom ben je geen Chinees? Graag zou ze zien dat ik naar China ging om de taal te leren, en daarna een locale bruid op te duikelen.

Aan dat ideaalbeeld kan ik niet voldoen, maar toch heeft ze me met haar achtergrond gevormd. Ze heeft me altijd aangezet harder te werken, niet te snel tevreden te zijn en uitdagingen aan te gaan. Is het dankzij mijn buitenlandse moeder dat ik -buitenlander die de omgangsvormen niet 100% begrijpt- me merkwaardig op mijn plaats voel in Brazilië? Ik schrijf deze blog vlot in het Nederlands, om hem daarna zwoegend in krom Portugees te vertalen, en ik begrijp nu de frustratie van mijn moeder wanneer ze Nederlands moest schrijven.

Voor wat betreft een bruid, ik weet niet wie dat wordt, maar waarschijnlijk zal ze Braziliaans zijn. Ik heb een zwak voor meisjes die niet mijn taal mijn spreken, en met wie communicatie wat hakkelend gaat. Dankzij jarenlange training uitdagingen op te zoeken, neem ik geen genoegen met minder dan een onmogelijke liefde. Mijn oudere broer heeft me laten zien dat het kan: een jarenlange ingewikkelde en verboden relatie met een buitenlandse is recent uitgemond in een verloving.

Mijn moeders wens is verhoord. Gedurende 3 weken ben ik haast iedere dag uit mijn bed gebeld door een vrouw uit Hong Kong met "Excuse me do you speak Chinese?" Met de woorden voor "slapen, billenkoek" kan je ongetwijfeld shockerende voorstellen in het Chinees doen, maar uiteindelijk heb ik het gehouden op een scheldkannonade in het Engels. De woorden verstond ze niet, maar mijn ongenoegen is overgekomen, want mijn telefoon is eindelijk gestopt met rinkelen.


Ligações intercontinentais

São nove de manhã num sábado e estou cochilando. O telefone toca. A linha fixa veio como extra com minha conexão à internet, e quase ninguém tem o meu numero. Tropeço para a sala, e atendo. Ruído. "Alô?" Uma voz de mulher: "Excuse me, do you speak Chinese?"

As pessoas me perguntam se eu falo chinês com freqüência.

Há muitos anos, minha nova mãe também era uma nova imigrante. Um doutorado num assunto de matemática teorética não é uma garantia para obter um emprego, ainda mais quando você não fala a língua bem. Ela ficou super-feliz quando finalmente conseguiu um emprego fixo como professora num colégio, depois de dois contratos temporários. O diretor tinha só uma exigência. O holandês dela devia melhorar, e por isso pediu a ela que praticasse holandês em casa também. Minha mãe obedeceu. Desde meu terceiro ano de vida, ninguém realmente mais falou chinês comigo. O meu vocabulário reflete a visão do mundo de uma criança de três anos. "Comer, dormir, passar mal, tapas na bunda."

Depois eu tentei de novo. Quando o Teleac (um canal educativo) passou um curso de mandarim, compramos o pacote inteiro de livros e fitas. Depois de três aulas (Como vai, você tem irmãos, eu tenho 11 anos), eu naufragei.

Minha mãe me lembrou frequentemente do meu chinês fraco. Às vezes elogiando, pois minha pronúncia era boa. Às vezes repreendendo, que os filhos de amigas sabiam falar chinês sim, que eu podia ter me esforçado mais. Às vezes com pena, por causa das oportunidades perdidas. Deve ser triste quando tem uma barreira de linguagem com seus filhos.

A ultima tentativa foi meio ano atrás. Queria uma diversão do meu trabalho, e o português já tinha perdido a novidade. Então, me matriculei num curso de mandarim para adultos. Sonhava que finalmente ia consertar esse defeito de anos, e poderia surprender minha mãe com conversas fluentes na proxima visita.

O curso de mandarim básico para adultos era na Universidade Federal de Minas Gerais, ministrado por um senhor Liu, de dia profesor de quimica orgánica. A segunda guerra mundial e a revolução comunista depois o jogaram (como a minha mãe) numa diáspora. Ele nasceu criança da China, mais acabou sendo pai de brasileiro. As aulas dele ligaram os fragmentos do meu conhecimento infantil num inteiro coerente mas básico.

"Do you speak English? Fala português?" eu respondo. A mulher repete num Mandarim rápido: "Alguém que fale chinês?". Com o chinês mais lindo (gaguejando e tropeçando) explico que eu falo pouquíssimo chinês. Que eu estou no Brasil. A mulher entende: "Seu. Pai. Está. Lá? . . . Posso. Falar. Com. Sua. Mãe?" ela responde lentamente e claramente. Eu, em vão: "Meu pai mãe na Holanda".

O senhor Liu ligou os fragmentos, mas falar ao telefone com mulheres malucas aleatórias não foi parte do curso. Ainda mais, conversar geralmente não era parte do curso. A Universidade Federal fica do outro lado da cidade, uma viagem de uma hora num ônibus lotado e abafado, preso no trânsito. Matar aula foi muito sedutor. Eu desisti de entregar a prova final.

Depois de dois minutos de conversa confusa (a mulher liga de Hong-Kong, só Deus sabe por quê) eu desligo, e fico preocupado. Alguém da China tem o meu numero fixo? Aconteceu um acidente com a minha mãe? (Meu pai gosta de se enfiar em livros em casa, então a minha mãe larga ele de vez em quando para vaguear pelo mundo)

Eu ligo pouco pros meus pais, então isso é uma desculpa boa pra dar mais um toque. A minha mãe não foi atropelada por um caminhão Hong-Kongense, porque ela atende. Eu conto o caso, ela também não entende, mas está feliz que eu falei chinês. Ela espera que a mulher ligue de novo, para que eu possa praticar mais.

A tristeza pelas oportunidades perdidades continua a consumir. Quando eu contava que ia emigrar, a primeira resposta dela era uma indignada: "Porque você não vai para China?" Ou seja: porque você não é um chinês? Ela gostaria que eu fosse para China para aprender a língua e depois arrumar uma noiva local.

Não posso satisfazer esse ideal, porém ela com a história dela me formou. Ela me incentivou a persistir, a não me satisfazer facilmente, a enfrentar desafios. Será que, por causa da minha mãe estrangeira, eu -estrangeiro que não entende os modos dos brasileiros por 100 % - me sinto estranhamente no lugar certo nesse país? Escrevo esse blog suavemente em holandês, para traduzî-lo labutando para um português torto depois; agora eu entendo a frustração da minha mãe, que quase foi estudar letras, ao escrever holandês.

Quanto à noiva, eu não sei quem ela vai ser, mas provavelmente será uma brasileira. Eu tenho um fraco para meninas que não falam minha língua, e com quem a comunicação vai balbuciando. Graças ao treinamento de anos de não me satisfazer facilmente e enfrentar desafios, eu não aceito nada a não ser um amor impossível. Meu irmão mais velho me mostrou que dá pra fazer: a relação dele com uma estrangeira, uma relação complicada e proibida, está se tornando um casamento depois anos.

O desejo da minha mãe foi satisfeito. Durante semanas, eu acordei quase todo dia com uma mulher ligando de Hong Kong dizendo "Excuse me you speak chinese?" Palavras como "dormir" e "tapas na bunda" dão para construir propostas indecorosas em chinês, mas fiquei com uma xingamento em inglês. Ela não deve ter entendido o sentido exato, mas a idéia chegou, pois finalmente o telefone parou de tocar.

graças a João por ser meu editor

Tuesday, March 3, 2009

Saudade

(Português em baixo.)

Mijn broer zingt al jaren in een kamerkoor dat de naam Saudade draagt. De site legt uit dat dit een Portugees woord is voor "Weemoedig verlangen naar mensen en ervaringen die nog slechts als mooie herinnering bestaan."

Dat klinkt poetisch, maar in Brazilie is het een alledaagse uitdrukking. "Eu estou com saudades de você" (letterlijk: ik ben met saudade voor jou) betekent simpelweg: 'ik mis je'. Je schrijft het je geliefde als je haar een dag niet hebt gezien, of je vrienden als ze twee weken op vakantie zijn.

Saudade geldt als een woord dat enkel in het Portugees bestaat, analoog aan het Nederlandse "gezellig". Voor de Portugese lezers: gezellig is een bijvoegelijk naamwoord (substantief: gezelligheid), dat een aangenaam opgewekt samenzijn uitdrukt.

Beroemd is het verhaal dat Inuit (Eskimos) 100 woorden hebben voor sneeuw in al zijn verschijningsvormen, omdat voor hen sneeuw meer finesses zou hebben. Dat is een broodje-aap verhaal, en bij nader inzien is dat logisch. Heeft Brits ongelofelijk veel woorden voor regen, of heeft Brazilie duizend-en-een termen voor bier?

Het is veel eerder omgekeerd.

Feestjes worden hier gesmeerd door diverse lagen van alcohol en sociale omgangsvormen, zodat een willekeurig samenzijn, ongeacht of dat met levensvrienden of wildvreemden is, tot gezelligheid leidt. Wat vanzelfsprekend is behoeft geen speciale terminologie, dus mist het Portugees een term voor gezellig. De dag na een willekeurig feestje ben je natuurlijk de gemiddelde wildvreemde allang weer vergeten, maar voor wie een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten, voor diegene voel je Saudade, en de hoop die in Saudade leeft is dat het samenzijn herhaald zal worden.

Precies twee jaar geleden heb ik Nederland verlaten. Er zijn een paar hartsvrienden aan wie ik nog regelmatig denk, en die ik -zelden- bel, maar ik ben het contact de meeste kennissen wel kwijt. Uit eigen ervaring weet ik nu hoe makkelijk een leven los te laten is, als je van biotoop wisselt. Hoe dat afscheid voor het thuisfront was, heb ik minder goed begrepen.

Tot deze maand, waarin ik nader kennis gemaakt met Saudade.

Ze was grappig, slim, altijd opgewekt en ongelofelijk knap. En met haar vloeiende Italiaans ging ze over twee maanden voor een half jaar op uitwisseling naar Italië. Vandaag is ze 5 weken weg.

Inmiddels heb ik al een spectrum van gevoelens doorlopen. Nazoemen van een gedenkwaardig afscheid, met allerlei lieve voornemens. Het holle gevoel dat een deel van je leven verdwenen is. Irritatie over het uitblijven van nieuws. In het hoofd een eindeloze film van romantische herinneringen. De frustratie dat die gedachten nergens toe leiden. Acceptatie. Verwondering over het ondenkbare feit dat verliefdheid ook weer kan weg-ebben.

Herinneringen komen nooit alleen: denkend aan mijn grootvader, herinner ik me ook dat hij dementeerde, en dat ik uit lafheid hem de laatste drie jaar van zijn leven niet meer durfde te bezoeken. Denkend aan de mooie momenten met mijn vriendinnetje in Nederland, realiseer ik me ook waarom het niet kon werken. Dat ik mijn CV inleverde op een conferentie in Porto Alegre, wat uiteindelijk tot mijn emigratie leidde. Associaties die een herinnering een plaats in je leven geven.

Ooit zal dit ook zo'n herinnering zijn, maar op dit moment ben ik weer terug bij bijna-af: ik bevind me tussen dat open moment tussen de eerste kennismaking en het tweede afspraakje. Het afspraakje is echter pas over een half jaar, en in plaats van de verrassing van een dagelijks sms-je sijpelt er af en toe een mailtje door via het internet.


Português

Há anos, meu irmão canta num coral de câmera chamado Saudade. O site explica que isso é uma palavra portuguêsa para "O desejo melancólico por pessoas e experiências que só existem como lembranças bonitas".

Isto parece poético, mas, no Brasil, saudade é uma expressão ordinária. 'Eu estou com saudade de você' se traduz em holandês simplesmente como 'Ik mis je'. É o que se escreve para sua namorada quando não a viu por um dia, ou para amigos que estão em férias por duas semanas.

Saudade é considerada uma palavra que só existe em português, análoga á palavra Gezellig do holandês. Para os leitores brasileiros: gezellig é um adjetivo (substantivo: gezelligheid) que indica estar juntos numa forma agradável e levemente animada.

É famosa a história de que os Inuit (os Esquimós) têm mais que cem palavras para todas as aparências de neve, porque para eles a neve tem uma sutileza que a gente perde. É uma lenda urbana, e pensando bem, isso não é nenhuma surpresa. O britânico tem incrivelmente muitas palavras para chuva? O brasileiro tem mil-e-um jeitos para descrever cerveja?

É muito mais o inverso.

Festas aqui são lubrificadas com diversas camadas de álcool e etiquetas sociais. Assim, qualquer encontro, seja com amigos do peito, ou completamente desconhecidos, leva à gezellig-eza. O que é lógico não precisa de terminologia especial, então ao português falta uma expressão para gezellig. Claro, no dia seguinte à festa, você já esqueceu o total-desconhecido médio, mas quem deixou uma impressão inesquecível, dessa pessoa você sente saudade, e a esperança que vive na saudade é que o encontro pode se repetir.

Faz exatamente dois anos que eu sai da Holanda. Tem uns amigos do peito que ainda estão nos meus pensamentos do dia-a-dia, e para quem eu -raramente- ligo, mas perdi o contato com a maioria dos conhecidos. Então por experiência própria eu sei quão fácil é romper com uma vida quando se muda de habitat. Contudo não havia entendido como foi a despedida para quem ficou.

Até este mês, quando eu conheci a saudade.

Ela era engraçada, inteligente, sempre animada, e incrivelmente linda. Com o italiano fluente dela ia fazer um intercâmbio por meio ano dali a dois meses. Hoje, ela está fora a 5 semanas.

Já passei por um espectro de emoções. O êxtase de uma despedida memorável com as mensagens cheias de intenções lindas. O sentimento vazio que uma parte da sua vida sumiu. Irritação sobre falta de notícias. Na cabeça um filme sem fim de lembranças românticas. A frustração que essas não levam a nada. Aceitar. O espanto com o fato inimaginável de que a paixão pode esvaziar também.

Lembranças nunca estão sozinhas. Pensando no meu avô, eu também me lembro que ele se tornou demente, e que eu, por covardia, não me atrevi visitâ-lo nos ultimos três anos da vida dele. Pensando nos momentos bons com minha namorada na Holanda, eu também percebo por que não podia dar certo. Quando eu entreguei meu currículo numa conferência em Porto Alegre, que isso no fim levou à minha emigração. São associações que põem as lembranças no lugar dentro da sua vida.

Um dia, este momento será uma lembrança assim também, mas agora eu quase estou de volta ao início. Estou neste momento aberto entre o primeiro encontro e a segunda saídinha. Só que a saídinha vai ser daqui a meio ano, e em vez de ser surpreendido por mensagens no meu celular todo dia, só se infiltra um email pela internet de vez em quando.


[Sou obrigado a Felipe, João e Adriano pela ajuda com o português]

Tuesday, February 17, 2009

Requiescat in Pacem: Harry Potter (2003-2009)

Mijn kekke brilletje is niet meer.

Na jaren trouwe dienst heeft een van de pootjes het begeven. Ik heb me dus een nieuw gezicht aangeschaft. Dat heeft het voordeel dat niemand me nu nog Harry Potter gaat noemen, en het nadeel dat ik niemand meer in pornografisch virtuoos Portugees hoef uit te leggen wat ze met mijn toverstokje mogen doen.

Rood is de kleur van geluk, dat geldt ook voor brillen.



Meus óculos bacanas faleceram.

Depois de muitos anos de serviço fiel, uma das alças dele quebrou. Então eu me comprei um rosto novo. Tem a vantagem que ninguem mais vai me chamar de Harry Potter, e a desvantagem que não preciso mais explicar para ninguem em um português virtuosamente pornográfico o que exatamente eles podem fazer com a minha varinha mágica.

Vermelho é a cor de boa sorte, isso vale também para óculos.


Monday, December 1, 2008

Verhuisd!

Ik weet het, deze blog is te lang stil geweest... Gelukkig heb ik wat nieuws te melden. Ik ben verhuisd, weg van de inferno van een van drukkere Avenida's van Belo, ben ik neergestreken in een wat rustiger deel van dezelfde sjieke buurt. Wellicht is de buurt te sjiek: mijn schuin-tegenover buren zijn dermate paranoide dat ze een gewapende nachtportier hebben. Op de andere hoek zit een trendy cafe (met bijbehorende aangeschoten stamgasten), maar over het algemeen kan ik nu wakker worden met het geluid van vogeltjes in plaats van optrekkende bussen. Overdag kan ik mezelf horen denken voor de verandering, en in de keuken heb ik ruimte genoeg om een paar pannen vies te maken zonder af te hoeven wassen. Ga hierheen voor wat fotootjes.

Monday, December 17, 2007

Carnalfenas

Carnaval is een grote happening in Brazil; het enige probleem is dat het slechts eens per jaar is. Daar is gelukkig een oplossing op verzonnen: door het jaar heen zijn er Micaretas, carnavalsfeesten "buiten het seizoen", onder andere ook in Alfenas, een stadje in het zuiden van Minas Gerais. Begin november ben ik met collega's afgezakt naar het zuiden om dit mee te maken.

Een van mijn collega's is lid van De Watermeloenen (Os melancias) een groep feestbeesten die systematisch 's-lands carnavalsfeesten afschuimen. Daarbij zijn ze uitgedost met een uitgeholde watermeloen als helm, en een shirt met opruiende teksten ("Meisje, als je watermeloen eet, slik je dan of spuug je de zaadjes uit?"). De sport van een carnavalsfeest is zoveel mogelijk meisjes zoenen. Dat heeft tijdens carnaval ongeveer de intimiteitswaarde van handen schudden. Behalve jarenlange ervaring beschikt De Watermeloen over een onuitputtelijke voorraad hartvormige lollies, het attribuut bij de openingszin "ik bied je mijn hart in ruil voor een kusje".

Ik was dit jaar een aspirant melancia. Met een geleend shirt, holle meloen en een broekzak vol lollies heb ik onderzoek gedaan hoever ik van Nerd tot Casanova was gevorderd. Vermeldenswaard is dat ik blijkbaar overtuigend vloeiend ben geworden. Een locale schoonheid geloofde niet dat ik een Nederlander was. "Não mentirá! Você é Mineiro!", dus "Je zal niet meer liegen! Je komt uit Minas Gerais". Een goede vriend van me legde me ooit uit dat je vrouwen altijd gelijk moet geven, dus hortend en stotend gaf ik toe dat ik in werkelijkheid Fernando da Silva heette, en geboren was in São João del Rei. En of ik met dat idiote accent kon ophouden. Tja, als je niet mag praten, dan moet je wel zoenen...

Carnalfenas is "indoor" wat betekent dat het op een afgesloten terrein plaatsvindt, maar net zo goed kan natregenen. Net als bij een echt Braziliaans carnaval rijdt er een ghettoblaster ter grootte van een truck (de zgn. Tri-eletrico) rond waarboven een band Axé speelt, een Braziliaanse muziekstijl die harmonisch net zo verfijnd is als Nederlandse carnavalsmuziek, maar wel een Zuid-Amerikaanse ritmische drive bezit. De tri-eletrico rijdt eindeloze langzame rondjes rond het terrein, en de bezoekers zwermen samen rond de truck.

Mijn favoriete schrijver Belcampo schreef ooit een verhaal over een toekomst waarin mensen in fabrieken werden geproduceerd in slechts 12 standaardgezichten. Om individuen herkenbaar te maken droeg eenieder altijd maskers. Slecht één dag per jaar was er een uitzondering: met carnaval nam ieder het masker af, en kon zich te buiten gaan in de anonimiteit van zijn eigen gezicht.

Hier moest ik aan denken, want bij Carnalfenas is het traject van de tri-eletrico het meest gewild, en de organisatie heeft daar handig op ingespeeld: het deel waar de truck rijdt kan je slechts betreden met een abadá, een speciaal shirt dat 75 real (30 EUR) per avond kost. Rond de band is er dus een eindeloze meute gelijk gekleedde jongens en meisjes. Zonder shirt kan je voor 20 real het centrale deel betreden. Potige beveiligingsjongens zien er op toe dat de arme sloebers daar ook blijven.

Zoals gezegd, de sport is jagen op zoenen, en meisjes zijn daarbij het opgejaagde, maar soms gewillige, wild. Ondanks de tips van de festival-folder ("Grijp een vrouw niet met geweld") gaat dat niet altijd even zachtzinnig. Mocht een jongen per ongeluk een vergezelde dame proberen te grijpen, dan verontschuldigt hij zich. Dat doet hij jegens de vergezellende heer, en niet de dame. Dat is een kant van machismo die waar ik eerder niet bij stilstond: machismo-mannen tonen onderling blijkbaar wel een soort respect.

Tijdens deze uitstap had ik blijkbaar enige bacteriën opgelopen, wat mij achteraf tot een doktersbezoek noopte. Dat is in Nederland altijd een bezoeking: de huisarts heeft spreekuur in de ochtend, en om daar een plekje te bemachtigen moet onchristelijk vroeg opstaan om tussen 19:30 en 19:32 de doktersassistente --immer in gesprek-- telefonisch te pakken krijgen. Hier in Brazil (met particulier ziektekostenpasje) was dat verbazingwekkend veel makkelijker: je kan met je simpele keelinfectie naar de eerste hulp van het ziekenhuis twee blokken verderop gaan, waar er 24 uur per dag een dokter klaarstaat.